Schrijven I

Schrijven I

Nieuw Nederlands 5de editie

3havo/vwo

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven I

Nieuw Nederlands 5de editie

3havo/vwo

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de toegevoegde waarde van goed leren schrijven?
A
Als je je schriftelijk goed kan verwoorden, geeft dat zelfvertrouwen.
B
Als je goed kan schrijven, word je later (terecht of onterecht) zakelijk serieuzer genomen.
C
Als je oefent met schrijven, wordt ook je concentratie beter en ontwikkel je discipline.
D
A + B + C

Slide 2 - Quizvraag


Het schrijven van een uiteenzetting

Leerdoelen


  • Ik weet wat een uiteenzetting is
  • Ik kan een bouwplan opstellen
  • Ik kan een uiteenzetting schrijven



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welk doel heeft de schrijver dus bij het schrijven van een uiteenzetting?
Uitleg
Het schrijversdoel van een uiteenzetting is het informeren van de lezer. De schrijver probeert dat doel te bereiken door zoveel mogelijk feiten en/of objectieve informatie met de lezer te delen.
A
Hij wil de lezer informeren.
B
Hij wil de lezer overtuigen.
C
Hij wil de lezen activeren.
D
Hij wil de lezer amuseren.

Slide 5 - Quizvraag

In een uiteenzetting kom je geen mening tegen.
Uitleg
De stelling klopt niet helemaal. In een uiteenzetting mag wel de mening van derden worden gegeven, maar de schrijver verwoordt nooit zijn eigen mening. Als hij de mening van derden in de uiteenzetting noemt, doet hij dat verder zo neutraal mogelijk.
A
De stelling klopt.
B
Dat stelling klopt niet.
C
De stelling klopt niet helemaal.
D
Dat weet ik niet.

Slide 6 - Quizvraag


Goed leren schrijven in 10 stappen
  1. Eerst oriënteer je je op mogelijke onderwerpen.
  2. Daarna selecteer je twee opties.
  3. Vervolgens ga je een kort vooronderzoek doen.
  4. Uiteindelijk maak je een definitieve keuze.
  5. Daarna volgt een diepgaander onderzoek.
  6. Op basis van dit onderzoek maak je een bouwplan.
  7. De informatie uit je bouwplan verwerk je in een kladversie.
  8. Je kijkt je kladversie kritisch na op je taalgebruik.
  9. Je herschrijft je kladversie zo nodig.
  10. Uiteindelijk schrijf je een netversie.





Waarom 10 stappen???

Het schrijven van een zakelijke tekst vereist om te beginnen een goede voorbereiding. Je moet als schrijver eerst het nodige onderzoek verrichten, voordat je daadwerkelijk in de pen klimt of - waarschijnlijker - achter de laptop duikt. Als je dan eindelijk je punt hebt gemaakt, moet je je tekst ook nog eens goed nakijken op taalfouten.

Tien stappen lijkt verder veel, maar alle stappen lopen in elkaar over. Je maakt ze soms bijna ongemerkt. Sommige stappen neem je heel snel; daar ben je nog geen halve les mee bezig. Andere nemen wel veel tijd in beslag.

Voor schrijven geldt afsluitend hetzelfde als voor voetbal, schaken en zoenen: oefening baart kunst. Lees: hoe vaker je het doet, hoe handiger je er in wordt!

Slide 7 - Tekstslide


Stap 1 en 2: Oriëntatiefase

Ieder schrijfproces start met een oriëntatiefase. In deze fase ga je op zoek naar twee onderwerpen voor je toekomstige schrijfopdracht. Kies bij het maken van een schrijfopdracht bij voorkeur voor onderwerpen waar je al wat van afweet of waar je geïnteresseerd in of nieuwsgierig naar bent. Dat maakt het schrijfproces een stuk leuker én eenvoudiger.


Bij het schrijven van een uiteenzetting is het verder verstandig om voor onderwerpen te kiezen waar je een niet al te uitgesproken mening over hebt. Het is anders als schrijver wel heel lastig om objectief (= neutraal) te blijven. Zodra jouw mening in je tekst teveel op de voorgrond komt te staan, is deze immers niet langer informatief, maar betogend. En dat is nu net níet de bedoeling bij een uiteenzetting! 


 

timer
25:00

Slide 8 - Tekstslide


Voorbeelden van onderwerpen

  • Het effect van bloggers op de samenleving
  • Het bestedingspatroon van jongeren
  • De ontwikkeling van het onderwijs
  • De robot als huishoudelijke hulp
  • Whizzkids
  • Populisme in de politiek

  • De taal van ouderen
  • Plassen tijdens festivals

Slide 9 - Tekstslide

Voor welke twee onderwerpen
heb je gekozen?

Slide 10 - Woordweb


Stap 3 en 4: Vooronderzoeksfase

Je hebt nu twee mogelijke onderwerpen voor je uiteenzetting gekozen. In de vooronderzoeksfase ga je vervolgens op zoek naar zoveel mogelijk feitelijke informatie over deze twee onderwerpen. Dat doe je om uiteindelijk een keuze te kunnen maken tussen de beide onderwerpen. Misschien heb je al een voorkeur voor een van de onderwerpen, maar check in deze fase dan toch voor de zekerheid of je wel genoeg bruikbare informatie over dit onderwerp kan vinden. Informatie is bruikbaar als deze van een betrouwbare bron komt. Wikipedia is bijvoorbeeld geen betrouwbare bron; kranten en tijdschriften zijn dat vaak wel. Je informatie moet verder bij actueel en vrij toegankelijk zijn. 


LET OP! Besteed aan het vooronderzoek naar ieder onderwerp niet meer dan 10 minuten. Maak op basis van je bevindingen uiteindelijk een keuze voor een van de beide onderwerpen.

timer
25:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat is je definitieve onderwerp?

Slide 12 - Woordweb


Stap 5: Onderzoeksfase

Gefeliciteerd! Je hebt je definitieve keuze gemaakt. Je hebt een onderwerp uitgekozen waar je geïnteresseerd in bent of waar je al het nodige van afweet. Over dit onderwerp is ook genoeg, betrouwbare en actuele informatie te vinden. Nu ga je je onderwerp echt onder de loep nemen.


De onderzoeksfase staat in het teken van het verzamelen van bruikbare informatie uit ten minste vijf verschillende bronnen. Die informatie bewaar je bij elkaar in een online map. Hierin sla je alle documenten en linkjes op die je straks moet raadplegen om je tekst te kunnen schrijven. Deze informatie vormt ook de basis voor je bronnenlijst.


Meer informatie? Kijk bij Informatievaardigheden op blz. 274-275 van Nieuws Nederlands.

timer
1:40:00

Slide 13 - Tekstslide


Stap 6: Structureringsfase

In de structureringsfase ga je de informatie die je hebt verzameld, ordenen. Dat gebeurt eigenlijk als vanzelf als je deze verwerkt in een bouwplan. Het bouwplan vormt de basis voor de schrijfopdracht.

Een bouwplan bevat vaste onderdelen. Je beschrijft in je bouwplan bijvoorbeeld met welk doel en voor welke doelgroep je de tekst hebt geschreven en vanuit welke structuur je tekst is opgebouwd. Je maakt in je bouwplan ook alvast een indeling voor je tekst. Welke informatie wil je terug laten komen in de inleiding? In het middenstuk? En het slot? Die informatie schrijf je alvast op in trefwoorden. Hoe je dat precies aanpakt, zie je in het navolgende filmpje. Heb je meer hulp nodig? Kijk dan bij 'Het maken van een bouwplan in 10 stappen'.

timer
50:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is het doel van een pakkende titel van een tekst?
A
Het trekken van de aandacht van de lezer.
B
Het informeren van de lezer over de inhoud van de tekst.
C
Het stimuleren van de lezer om de tekst te gaan lezen.
D
A + B + C

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen functie van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden wijzen je op de belangrijkste informatie.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 17 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is niet geschikt voor een uiteenzetting?
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 18 - Quizvraag


Het maken van een bouwplan in 10 stappen
  1. Je schrijft deze tekst voor een lezerspubliek van jongeren in de leeftijd van 14 t/m 16 jaar. Begin dus met het invullen van je doelgroep.
  2. Je schrijft verder een uiteenzetting. Het schrijversdoel van een uiteenzetting is primair het informeren van je lezerspubliek. Je kan dus ook je schrijfdoel invullen. 
  3. Vervolgens ga je nadenken over wat je precies over je onderwerp wil vertellen. Wil je dat de lezer in het algemeen meer over je onderwerp te weten komt? Wil je iets vertellen over de geschiedenis van je onderwerp? Wil je een inhoudelijke vraag beantwoorden? Of een maatschappelijk verschijnsel verklaren? De oorzaken voor een bepaald probleem geven?
  4. Het antwoord op vraag 3 leidt tot je keuze voor een tekststructuur.
  5. Wacht met het bedenken van een pakkende titel tot je klaar bent met je tekst!





Slide 19 - Tekstslide


Het maken van een bouwplan in 10 stappen
6. De basis staat. Nu ga je de inhoud van je tekst beschrijven in trefwoorden.
7. Begin met alinea 1 van de inleiding. Beschrijf concreet in 3 tot 5 zelfstandig naamwoorden
    en/of werkwoorden wat de aanleiding is tot het schrijven van je uiteenzetting. Lees: wie of
    wat heeft ertoe geleid dat je juist voor dit onderwerp hebt gekozen?
8. Doe datzelfde bij alinea 2 van de inleiding en kondig daarin heel concreet het onderwerp
    aan. Lees: welk onderwerp staat centraal in deze tekst?
9. Start dan met je kerntekst. Geef ook daar per alinea in 3 tot 5 trefwoorden aan waar de
    alinea overgaat. Weet je dat nog niet precies, wacht daar dan even mee.
10. Eindig met je slotalinea(s). Geef ook daar per alinea kort aan waar deze overgaat. 





Slide 20 - Tekstslide


Voorbeeld van een bouwplan
Syts?
Voorbeeld
bouwplan (ZWES)

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld uiteenzetting (ZWES)

Slide 22 - Tekstslide


Stap 7 t/m 10: De verwerkingsfase

In de verwerkingsfase ga je de informatie die je hebt geordend, verwerken tot een eindproduct. Eerst ga je aan de slag met de inhoud van je tekst. In een later stadium kijk je kritisch naar je taalgebruik. 

Bij het schrijven van je inhoudelijke boodschap laat je je leiden door je bouwplan. Hoe je dat precies aanpakt, verschilt per persoon. Veel leerlingen starten met de inleiding, schrijven vervolgens het middenstuk en eindigen met het slot. Sommige leerlingen geven er de voorkeur aan om eerst de kerntekst te schrijven en bedenken daar uiteindelijk een inleiding en een slot bij. Jij zal moeten uitvinden wat voor jou het plezierigst werkt.


Verder is goed leren schrijven een kwestie van schrijven, kritisch beoordelen, herschrijven, kritisch beoordelen, etc.

timer
1:40:00

Slide 23 - Tekstslide