Brug Spelling 2ha_deel1

DE BRUG: SPELLING
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DE BRUG: SPELLING

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DEZE LES
  • Planning de komende periode
  • Hoofdletters en leestekens
  • Verkleinwoorden
  • Meervoudsvormen
  • Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je hebt je kennis over hoofdletters, leestekens, verkleinwoorden.
  • Je weet hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden moet spellen.
  •  Je weet het verschil tussen korte en lange bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters en leestekens
  • Wanneer schrijf je een hoofdletter?
  • Aan het begin van de zin
  • Bij (Aardrijkskundige) namen: Johan de Vries, Australië, Cristiano Ronaldo, Leeuwarden.
  • Let op: Niet bij seizoenen (winter) en dagen (maandag)
  • Leestekens . ! ? , : ''...''

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
  • Een komma komt tussen twee persoonsvormen. Als jij kookt, doe ik de afwas.
  • Of bij een opsomming: Ik drink cola, bier, water en wijn.
  • Of voor verbindingswoorden.
  • Een dubbele punt gebruik je bij een opsomming, toelichting of een citaat (iemand zegt iets).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoorden
  • Komen voor bij zelfstandige naamwoorden
  • -ke, - kje, -pje, -tje of -etje
  • Let goed op bij afkortingen en woorden die op een
    klinker (o, i, e, a, u) eindigen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud
  • Meervouden komen voor op -en of op -s.
  • Zet -en achter het woord, dit kan een verandering
    in het woord aanbrengen.
  • Lastig: idee (=ën) -> ideeën.
  • Zet een -s achter het woord, voeg een 'apostrof' toe als je het woord anders uitspreekt en bij afkortingen: taxi's, cd's.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over een zn (mens, dier of ding)
  • Korte en lange vorm (aardig - aardige) 
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is: houten stoel, plastic tas, zilveren ketting.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



De Brug Spelling opdr. 1 t/m 5 (p. 266). 

= Huiswerk voor woensdag. 
Daarna gaan we verder met De Brug en beginnen we alvast aan H1 Spelling



Oefenen!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in de verleden tijd
- de(n),  dd(en), te(n), tte(n)

Slide 10 - Tekstslide

uitlegvideo
  • Werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op -d of -t. 
  • Kosten - kostten, verbrande - verbrandde.
  • Kijk goed naar de werkwoordsvorm.
  • Persoonsvorm, infinitief (hele ww) of bijvoeglijk naamwoord?
De persoonsvorm in verleden tijd

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud: -den, -ten  Ouders behoeden hun kinderen graag voor narigheid.         Posten jullie deze brieven vandaag nog? 
     Wij worden heel snel volwassen. 

  • Persoonsvorm verleden tijd: -dde(n), of -tte(n).
     Hoe laat landden jullie gisteren?
     Het mistte vanmorgen in Friesland.
     Wij stichtten een enorme brand.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Bijvoeglijke naamwoorden schrijven we zo kort mogelijk (de/te).   De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.
Ik kan niets zien in die slecht verlichte kamer.

  • Maar bij infinitieven met -dd- of -tt- heeft ook het bijvoeglijke naamwoord -dd- of -tt-. 
  • Bekladden -> De bekladde muren.
  • Verrotten -> De verrotte appels.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm in verleden tijd.
Ondanks een flinke verkoudheid ... (hoesten) Bram bijna niet.
A
Hoesten
B
Hoest
C
Hoeste
D
Hoestte

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm in verleden tijd.
De dierenarts ... (vermoeden) een spoedig herstel van de gewonde hond.
A
Vermoede
B
Vermoedde
C
Vermoed
D
Vermoeden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Spelling opdr. 1 t/m 4 (p. 124-125). 
Spelling werkwoorden opdr. 1 t/m 5 (p. 126-127).

= huiswerk voor donderdag.



Oefenen!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen.
  • Je kent de spellingsregels van de persoonsvorm in verleden tijd.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies