2.2 Van reacties naar reactievergelijkingen

Chemische reacties 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Chemische reacties 

Slide 1 - Tekstslide

Soorten  reacties
3 soorten reacties:
  1. Ontledingsreactie:
    één beginstof-> meer eindproducten  
  2. Verbrandingsreactie:
     beginstof+zuurstof-> eindproduct(en) 
  3. Vormingsreacties:
    twee of meer beginstoffen-> reactieproduct(en)

Slide 2 - Tekstslide

Reactieschema of reactievergelijking?

Van een reactie kun je een reactieschema of een reactievergelijking maken. 

Een reactieschema is in woorden. 

Een reactievergelijking is in formule

Slide 3 - Tekstslide

Reactieschema
Begin: Methaan en Zuurstof
Eind: Koolstofdioxide en Water

Slide 4 - Tekstslide

Geef het reactieschema voor de ontledingsreactie van aluminiumoxide(s)

Slide 5 - Open vraag

In dit reactieschema is koperchloride...
A
de beginstof.
B
het reactieproduct.

Slide 6 - Quizvraag

Je ziet nu hoe een reactie verloopt, alleen nog niet hoeveel van de stoffen verbruikt wordt. 

Slide 7 - Tekstslide

Wet van behoud van massa

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Faseaanduiding
  • H2O(l)
  • S(s)
  • C12H22O11(aq)

Slide 10 - Tekstslide

Faseaanduiding (tabel 1)
fase
afkorting
reden
vast
(s)
solid
vloeibaar
(l)
liquid
gas
(g)
gas
opgelost in water
(aq)
aqua (water)
Schrijf in je boek

Slide 11 - Tekstslide

Reactieschema naar reactievergelijking

Een reactievergelijking:
  • geeft in formules aan welke stoffen met elkaar reageren en welke producten er ontstaan;
  • geeft de verhouding waarin deeltjes reageren/ontstaan.
  • geeft aan in welke fase de stof is


Slide 12 - Tekstslide

Regels kloppend maken
  • Voor en na de pijl: van elke atoomsoort evenveel atomen 
  • Aan de moleculen zelf mag je niets veranderen (index)
  • Als je op een half getal uitkomt voor de moleculen, doe je alle getallen (coëfficiënten) keer 2 
  • de coëfficiënten moeten de kleinst mogelijke hele getallen zijn. 


Zelf oefenen met de link 

Slide 13 - Tekstslide

 H2O(l)
 H2(g)
 O2(g)
  H2O(l) -->  H2(g) +  O2(g)

Slide 14 - Tekstslide

 H2O(l)
 H2(g)
 O2(g)
  H2O(l) -->  H2(g) +  O2(g)
H            2     -->      2 
O            1     -->       2
Atomen:

Slide 15 - Tekstslide

 H2O(l)
 H2(g)
 O2(g)
  H2O(l) -->  H2(g) +  O2(g)
  2 H2O(l) -->  2 H2(g) +  O2(g)
Coefficiënt
(aantal moleculen)
H            4     -->       4 
O            2      -->       2

Slide 16 - Tekstslide

Welke coëfficiënten moet je invullen om de reactie kloppend te maken?

....P(s)+....Cl2....PCl5
A
1 - 2 - 5
B
2 - 5 - 2
C
2 - 2 - 5
D
1 - 5 - 2

Slide 17 - Quizvraag