Door een lage inkoopprijs kan de verkoopprijs ook laag worden gehouden. Zo verkoopt de winkelier ook meer producten.
Slide 5 - Tekstslide
Vraag 22
C
Slide 6 - Tekstslide
Vraag 24
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
= € 15 + € 8 = € 23
Slide 7 - Tekstslide
Vraag 25
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Brutowinstopslag = 60:100 x € 35 = € 21
Verkoopprijs = € 35 + € 21 = € 56
Slide 8 - Tekstslide
Vraag 26
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Brutowinstopslag = 45:100 x € 22 = € 9,90
Verkoopprijs = € 22 + € 9,90 = € 31,90
Slide 9 - Tekstslide
Vraag 27
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Brutowinstopslag = verkoopprijs - inkoopprijs
= € 620 - € 400 = € 220
Slide 10 - Tekstslide
Omzet
Stel je werkt bij de McDonalds. Je verkoopt op een dag 40 McKroketten voor € 2 per stuk
Afzet = aantal stuks dat je verkoopt
Omzet = de verkoopopbrengst (hoeveel geld ontvang ik in mijn kassa?)
Omzet = afzet x verkoopprijs
Omzet = 40 x € 2 = € 80
Slide 11 - Tekstslide
Verkoopprijs en omzet
Meneer Horsch verkoopt USB-sticks. Hij koopt een USB-stick in voor € 4. Hij hanteert een brutowinstopslag van 20%. Hij verkoopt 30 USB-sticks in een week.