1 a was
b bleef
c was
d is
e gebleven
f geworden
2 a blijft – koppelwerkwoord
b wordt – koppelwerkwoord
c wordt – hulpwerkwoord, voorzien – zelfstandig werkwoord
d is – hulpwerkwoord, gehalveerd – zelfstandig werkwoord
e moet – hulpwerkwoord, gevierd – zelfstandig werkwoord, worden – hulpwerkwoord
f groeide – zelfstandig werkwoord
g blijven – hulpwerkwoord, lachen – zelfstandig werkwoord
h worden – hulpwerkwoord, bewaard – zelfstandig werkwoord