ik -perspectief, personaal perspectief, alwetende verteller.
Of: meervoudig perspectief
Waarom kiest de schrijver voor een bepaald perspectief? Wat is het effect?
Slide 8 - Tekstslide
Dus:
ik-perspectief
personaal perspectief
alwetend perspectief
meervoudig perspectief
Slide 9 - Tekstslide
Opgelet? Welke 4 perspectieven zijn er in verhalen?
timer
1:00
Slide 10 - Open vraag
Ik-perspectief
Je ziet alles door de ogen van de verteller;
Geschreven in de ik-vorm;
Leert de ik-persoon heel goed kennen;
Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.
Slide 11 - Tekstslide
Personaal perspectief
Je ziet alles door de ogen van één persoon;
Geschreven in de hij- of zij-vorm;
Leert de hoofdpersoon goed kennen.
Slide 12 - Tekstslide
Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen. (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)
Slide 13 - Tekstslide
Alwetend
De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
Geschreven in de hij- en zij-vorm;
Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.
Slide 14 - Tekstslide
Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. (Uit: De avonden – Gerard Reve)
Slide 15 - Tekstslide
Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
(Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)
Slide 16 - Tekstslide
Welke is onjuist? Een personaal perspectief
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm
Slide 17 - Quizvraag
Personages
karakterbeschrijving: uiterlijke en innerlijke kenmerken, meningen en gevoelens.
round of flat character?
hoofd - en bijpersonen
Slide 18 - Tekstslide
Personage - hoofdpersoon
je weet wat hij denkt en voelt;
je weet wat zijn karaktereigenschappen zijn;
hij maakt een karakterontwikkeling door. - round characters!
Slide 19 - Tekstslide
Personage - bijpersoon
je weet gedachten en gevoelens niet;
ze veranderen niet;
ze reageren vaak voorspelbaar. - flat characters!
Slide 20 - Tekstslide
Personages
Hoofdpersonen en bijfiguren
Rond karakter: van dit personage weet je veel. Je weet wat hij denkt en voelt. Belangrijk: hij verwerft inzicht, hij verandert.
Vlak karakter: idem, maar verwerft géén inzicht.
Type: oppervlakkig personage, bijfiguur.
Slide 21 - Tekstslide
Rond karakter
Vlak karakter
Type
Slide 22 - Sleepvraag
Eigenschappen van personages
Personages hebben eigenschappen, net als echte mensen. Aan de hand van deze eigenschappen kun je het karakter van personages beschrijven.
Voorbeelden van eigenschappen: Betrouwbaar, verlegen, meeloper, driftig, zenuwachtig, spontaan, lui, slim, brutaal, arrogant, kalm, heldhaftig, lief etc.
Slide 23 - Tekstslide
Personages
Personages kun je op drie manieren leren kennen:
Door wat ze zeggen en doen;
Door wat ze denken en voelen;
Door wat anderen over hen zeggen of denken.
Hoofdpersonen leer je vaak op alle drie de manieren kennen, bijfiguren niet.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Personage 'Forrest Gump'
Slide 26 - Woordweb
Tijd in verhalen
Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:
- In welke tijd speelt een verhaal zich af?
- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?
- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?
Slide 27 - Tekstslide
Wat moet je vertellen als je een vraag krijgt over de tijd in je boek?
A
In welke tijd en hoeveel tijd er voorbij gaat
B
In welke tijd het verhaal speelt en waarom
C
Hoeveel tijd er voorbij gaat en waarom
D
Hoe lang je over je boek hebt gedaan.
Slide 28 - Quizvraag
Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
jaartal
historische figuren
historische gebeurtenissen
gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
omgeving
Slide 29 - Tekstslide
De plaats en tijd van een verhaal hebben invloed op...
A
sfeer en spanning
B
sfeer en onderwerp
C
tempo en aantal blz.
D
hoofdpersoon en sfeer
Slide 30 - Quizvraag
Wie laat zien in welke tijd het verhaal zich afspeelt?
A
de schrijver
B
de hoofdpersoon
C
de bijpersoon
Slide 31 - Quizvraag
tijd in verhalen
chronologisch - van begin tot eind
vooruitblikken - flashforward
terugblikken- flashback
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Mening over het boek
Koppel je mening altijd aan een onderdeel van je boek, bijvoorbeeld: de schrijfstijl:
- Is de tekst moeilijk of makkelijk geschreven?
- In de verleden of tegenwoordige tijd geschreven?
- Veel overdrijvingen in de taal?
- Humor?
- etc...
Slide 34 - Tekstslide
Antwoorden in 3 stappen:
Het antwoord
De uitleg
Een voorbeeld uit je boek waarmee je je uitleg versterkt. Bijvoorbeeld : Wat is de vertelvorm van je boek?Er is sprake van een alwetende verteller. Dit weet ik, omdat de lezer een inkijkje krijgt in de gedachten en gevoelens van meerdere personages. Dat blijkt bijvoorbeeld uit dit fragment, waarin je leest hoe X zich voelt, maar ook hoeveel zorgen Y zicht maakt. "fragment ..." (blz. ...)