Les 4: middenstuk + slot uitwerken

Welkom H4E!
  • Ga zitten volgens de plattegrond. 
  • Pak je spullen erbij: leesboek, etui en schrift
  • Oortjes uit en in de tas




Nederlands havo 4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H4E!
  • Ga zitten volgens de plattegrond. 
  • Pak je spullen erbij: leesboek, etui en schrift
  • Oortjes uit en in de tas




Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwing
  • Je kunt relevante informatie verzamelen.
  • Je kunt een helder middenstuk schrijven.
  • Je kunt een duidelijke structuur in jouw tekst aanbrengen door middel van signaalwoorden en KUB.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwing
Probleem-oplossingsstructuur  
  • inleiding: probleem beschrijven
  • middenstuk: gevolgen, oorzaken, mogelijke oplossingen
  • slot: samenvatting 


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
alinea 1: aandacht trekken
--> De lezer moet nieuwsgierig worden.
  • voorbeeld / anekdote / geschiedenis / actualiteit / belang van de lezer / persoonlijke ervaring 
  • sterke eerste zin: vraag / schokkende cijfers /paradox (schijnbare tegenstelling) / citaat / bijzondere opsomming


Bevat jouw eerste alinea een sterke openingszin?
Trek je de aandacht op één van bovenstaande manieren?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
alinea 2: onderwerp introduceren
--> De lezer moet weten waar de tekst over gaat.
  • standpunt benoemen / probleem schetsen / een of meer vragen stellen + enige uitleg

Heb je duidelijk gemaakt wat het probleem is: er wordt veel gevapet door jongeren en dat is erg slecht voor hun gezondheid. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middenstuk
  • alinea 3: gevolgen

  • alinea 4: oorzaken

  • alinea 5: oplossing 1
  • alinea 6: oplossing 2
  • alinea 7: oplossing 3

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middenstuk
  • elke alinea KUB
  • elk deelonderwerp een tussenkopje
  • maak gebruik van signaalwoorden (opsommend, oorzakelijk, concluderend)
  • citeer twee keer uit de artikelen (= letterlijk overnemen, zet ook in het bouwplan incl. bron)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • Verbeter de inleiding en/of vul aan. 

Schrijf vervolgens het middenstuk:
  • Begin met de gevolgen en oorzaken. Werk daarna de oplossingen uit.
  • Gebruik het bouwplan (KUB)

Klaar?
Start met het slot. 
timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
  • Hoe ver ben je gekomen met het middenstuk?
  • Wat gaat er goed?
  • Wat vind je lastig? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liegbeest

4 beweringen, 2 waar. 
Welke?

Slide 12 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Liegbeest
4 beweringen, 2 waar. Welke?
  • In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen.
  • In het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken.
  • Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea. 
  • Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 

Slide 13 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Liegbeest
4 beweringen, 2 waar. Welke?
  • In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen.
  • In het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken.
  • Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea. 
  • Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Nee, een  afweging
Nee, direct na de zin.

Slide 14 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Huiswerk
Maandag 17 maart:
  • Oefenbeschouwing 2 af!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies