Beschouwing 2: theorie inleiding + slot

Welkom H4E!
  • Ga zitten volgens de plattegrond. 
  • Pak je spullen erbij: leesboek, etui en schrift
  • Oortjes uit en in de tas




Nederlands havo 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H4E!
  • Ga zitten volgens de plattegrond. 
  • Pak je spullen erbij: leesboek, etui en schrift
  • Oortjes uit en in de tas




Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwing
  • Je weet wat een beschouwing is. 

  • Je weet welke functies de inleiding en het slot hebben en kan deze herkennen .



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vorige les hebben we het gehad over de beschouwing. Hoeveel weet je nog?
110

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoorten
1. Betoog: overtuigen
    hoofdgedachte: mening
2. Uiteenzetting: informeren
     hoofgedachte: constatering (feit)
3. Beschouwing: opiniëren (van meerdere kanten bekijken)
     hoofdgedachte: zowel... als ... (evenwichtig)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwing
  • Opiniëren: lezer vormt zelf mening
  • Hoofdgedachte: 'de meningen lopen uiteen...' / 'zowel .... als ....' 
  • Tekststructuren: 
        - verklaringsstructuur
        - voor- en nadelenstructuur
        - probleem-oplossingsstructuur  (Inleiding: probleem. Kern: gevolgen,              oorzaken, mogelijke oplossingen)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P9.1.1
Onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel en titel



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P9.1.1
Onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel en titel

Elke tekst gaat over een onderwerp en heeft een hoofdgedachte.
  • Onderwerp: woord of een woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat (géén zin). 
  • Hoofdgedachte: een mededelende zin (dus geen vraag!), die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P9.1.1
Een auteur of spreker wil met zijn tekst iets bereiken bij zijn publiek: hij heeft een bepaald doel. Er zijn verschillende tekstdoelen:
  • amuseren
  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren
Elke tekst heeft een van deze doelen als hoofddoel. Soms een tweede, bijkomend doel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P9.1.1
Boven een tekst staat meestal een titel

Twee soorten titels:
  • een informerende titel geeft aan waarover een tekst gaat
  • een motiverende titel maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst

Teksten hebben vaak de combinatie van een motiverende titel en een informerende ondertitel:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding en slot

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
alinea 1: aandacht trekken
--> De lezer moet nieuwsgierig worden.
  • voorbeeld / anekdote / geschiedenis / actualiteit / belang van de lezer / persoonlijke ervaring 
  • sterke eerste zin: vraag / schokkende cijfers /paradox (schijnbare tegenstelling) / citaat / bijzondere opsomming

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
alinea 2: onderwerp introduceren
--> De lezer moet weten waar de tekst over gaat.
  • standpunt benoemen / probleem schetsen / een of meer vragen stellen + enige uitleg

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Maak H9: 9.1.2 in je online boek
  • Gebruik de aantekeningen van de theorie (in je schrift)
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

slot
  • start met een signaalwoord + hoofdgedachte
  • samenvatting/afweging
  • (aansporing / aanbeveling / toekomstverwachting)
  • laatste zin: uitsmijter of afronding door terug te komen op (aandachttrekker uit) de inleiding

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • H9: 9.1.2 afmaken
  • Gebruik de aantekeningen van de theorie (in je schrift)

Klaar? 
Lezen in je leesboek.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liegbeest

4 beweringen, 2 waar. 
Welke?

Slide 18 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Liegbeest
4 beweringen, 2 waar. Welke?
  • In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen.
  • In het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken.
  • Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea. 
  • Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 

Slide 19 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Liegbeest
4 beweringen, 2 waar. Welke?
  • In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen.
  • In het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken.
  • Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea. 
  • Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Nee, een  afweging
Nee, direct na de zin.

Slide 20 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Huiswerk
Donderdag 16 januari:
P9.1.2. Zie planning NN


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies