Beschouwing 15: inleiding tekst 2

Welkom

Ga lekker zitten.
Pak alvast je leesboek, pen en boekje.
                                                    Nederlands havo4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Ga lekker zitten.
Pak alvast je leesboek, pen en boekje.
                                                    Nederlands havo4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwing
  • Ik kan een aantrekkelijke en duidelijke inleiding schrijven voor een beschouwing


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwplan
  • Gelukt om in te vullen?
  • Wat is moeilijk? / Waar loop je tegenaan? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwplan
  • Wissel jouw bouwplan uit met een klasgenoot.
  • Bespreek overeenkomsten en verschillen.
  • Pas evt. jouw bouwplan aan. 
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
Wat is het doel van de eerste alinea van de inleiding? 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
alinea 1: aandacht trekken
--> De lezer moet nieuwsgierig worden.
  • voorbeeld / anekdote / geschiedenis / actualiteit / belang van de lezer / persoonlijke ervaring 
  • sterke eerste zin: vraag / schokkende cijfers /paradox (schijnbare tegenstelling) / citaat / bijzondere opsomming

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

de eerste paar zinnen bekijken; hoe wordt hier de aandacht getrokken? 
Belang voor de lezer
inleiding
alinea 2: onderwerp introduceren
--> De lezer moet weten waar de tekst over gaat.
  • standpunt benoemen / probleem schetsen / een of meer vragen stellen + enige uitleg

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

manier van onderwerp introduceren, tot 'de auteur' en dan vervolgens de eerste zin erna, doornemen.
Er wordt uitleg gegeven over de voorgeschiedenis, hoe het in elkaar steekt en vervolgens laat de auteur zijn mening doorschemeren. 
Opdracht
  • Vul het bouwplan aan.
  • Schrijf je inleiding voor de  beschouwing (2x 75-100 woorden) 
  • Gebruik je bouwplan

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Voor wie klaar is: bekijk in tweetallen een aantal teksten uit het tijdschrift, bespreek hoe de schrijver inleidt en afsluit. Noteer opvallende zaken. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liegbeest

4 beweringen, 2 waar. 
Welke?

Slide 14 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Liegbeest
4 beweringen, 2 waar. Welke?
  • In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen.
  • In het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken.
  • Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea. 
  • Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 

Slide 15 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Liegbeest
4 beweringen, 2 waar. Welke?
  • In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen.
  • In het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken.
  • Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea. 
  • Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Nee, een  afweging
Nee, direct na de zin.

Slide 16 - Tekstslide

1. In de inleiding moet je de hoofdgedachte benoemen. 
2. in het slot van een beschouwing moet je een conclusie trekken. (nee, afweging)
3. Een bronverwijzing zet je aan het eind van de alinea.  (nee, direct na de zin)
4. Het benoemen van de geschiedenis van een onderwerp is een manier waarop je de aandacht kan trekken. 
Huiswerk
Woensdag 28 februari:
  • Inleiding af

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies