Mentale kracht; spanningsregulatie

Omgaan met spanning
Wie heeft beide CGI's al behaald?
Welk gevoel heb je bij de CGI's? 
Welk gevoel heb je bij de praktijkexamens/VTH handelingen?

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Omgaan met spanning
Wie heeft beide CGI's al behaald?
Welk gevoel heb je bij de CGI's? 
Welk gevoel heb je bij de praktijkexamens/VTH handelingen?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is spanning voor jou?
Waar denk je aan bij deze afbeelding?

Slide 2 - Tekstslide

Welke emotie roept dit bij je op?

Slide 3 - Tekstslide

Wie raakt hier gestressed van?

Slide 4 - Tekstslide

Spanning: wat is dat voor jou?
Bespreek in groepjes van 4:
1. In welke situaties heb je spanning?
2. Wat zijn je gevoelens en gedachten op dat moment?
3. Voel je dan spanning in je lichaam, zo ja hoe en waar?  


Slide 5 - Tekstslide

succesdriehoek en dramadriehoek; welke rol herken je bij jezelf?

Slide 6 - Tekstslide

Oefening met de ballon:

Slide 7 - Tekstslide

Hoe voelde je je toen je op de ballon ging zitten? Voeg een smiley toe

Slide 8 - Open vraag

Hoe voelde je je toen je de handen in de lucht deed? Voeg een smiley toe

Slide 9 - Open vraag

Hoe voelde je je toen je de voeten van de vloer deed? Voeg een smiley toe

Slide 10 - Open vraag

Herken je dit?

Slide 11 - Tekstslide

De spanningsregulatiecurve

Slide 12 - Tekstslide

Onderspanning, optimale spanning en overspanning:
1. Te weinig spanning kan zorgen voor een gebrek aan aandacht en een laag bewustzijnsniveau (links)
2. Om optimaal te kunnen presteren is dus een zekere mate van spanning of ontspanning nodig (groen)
3. Te veel spanning kan leiden tot een overload aan adrenaline en paniekaanvallen (rood) 
 

Slide 13 - Tekstslide

Oefening:
Schrijf voorbeelden van situaties op waarin jij je herkent op post-its.
Plak deze op de juiste plek  in de curve.
Je mag zoveel post it's plakken als je wil. 
Bedenk in ieder geval 1 situatie bij onderspanning, optimale spanning en overspanning

Slide 14 - Tekstslide

Wat doen bij onder- en overspanning?
Onderspanning: -fysieke inspanning, self-talk (trigger words), aandacht richten, juist gezelschap kiezen, muziek etc. 

Overspanning; -ademhaling, spierontspanning, geruststellende gedachten, visualisatie en je aandacht richten op je taak

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Hoe werken je hersenen bij stress?

Slide 17 - Tekstslide

3-lagen brein (theorie van Mc Lean)
1. Reptielenbrein (hersenstam): Gedragingen zonder emoties, voorwaarden voor overleven: ademhaling, hartfrequentie, spierspanning, bloeddruk, spijsvertering, instincten.
2. Emotionele brein (zoogdierenbrein): Reguleert de emoties, amygdalae, oordeelt of een situatie pluis of niet pluis is.
3. Denkend (cognitief) en intuïtief brein (mensenbrein, ook wel de ratio): Denken is ons vermogen om informatie tot kleinere eenheden te reduceren. Intuïtie stelt ons in staat om verschillende informatiestromen te combineren tot een groter geheel. 

laag delen we alleen maar met een paar dieren, apen, dolfijnen en walvisachtigen. Het
stelt ons in staat om ons gedrag te evalueren en ons stresssysteem te controleren

Slide 18 - Tekstslide

Wat herken je bij jezelf?
Bespreek in je groepje:
Denk aan de situaties waarin jij spanning ervaart. 
Ga je dan vechten, vluchten of bevries je?
Zit je dan in je denkend brein, je emotionele brein of je reptielenbrein?
Wat doe jij om uit de spanning te komen?

Slide 19 - Tekstslide

Les 2: vaardigheden spanningsregulatie
Het denkend brein controleert het emotionele en reptielenbrein. 
Het 1e (reptielen) brein en het 2e (emotionele) brein, onttrekken zich aan deze controle bij sterke prikkeling, zoals bij stress. Dus je kunt niet meer goed nadenken. Alcohol en drugs beïnvloeden ook je denkend brein en mensen met dementie gaan van het denkend brein naar het emotionele en daarna naar het reptielenbrein.
Als je in staat bent stress goed te controleren, dan kun je na korte tijd weer terugschakelen naar je 3e (denkend) brein. 


Slide 20 - Tekstslide

Wat kun je doen bij overspanning?
Ademhaling:
Ademhaling en hartritme zijn nauw met elkaar verbonden. Wanneer je inademt versnelt je hartfrequentie en wanneer je uitademt vertraagt het. 
Visualisatie
Gedachten controle

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Ademhalingsoefening:
1.  Meet je hartfrequentie met de saturatiemeter. Schrijf dit op.
2. Ga apart zitten, zet je voeten op de grond, sluit je ogen en leg je handen op je buik.
3. Adem 5 minuten naar je buik. Adem kort in en zo lang mogelijk uit.
4. Meet opnieuw je hartfrequentie met de saturatiemeter, Vergelijk de resultaten

Slide 23 - Tekstslide

Voordelen van de ademhalingsoefening:
  • Plotselinge stijging van adrenaline wordt voorkomen (kost veel energie)
  • De aanmaak van destructieve hormonen die onze weerstand verzwakken wordt gestopt
  • Chaotische signalen van het hart naar het brein die het denkvermogen aantasten worden gestopt
  • Het helpt helderheid en focus te houden
  • Het bevordert een efficiënt gebruik van onze energie. 

Slide 24 - Tekstslide

Visualisatie oefening
Het principe achter visualisatie-oefeningen is dat het
brein geen verschil ziet tussen wat we ons voorstellen 
en wat er daadwerkelijk gebeurt. 
Door ons iets levendig voor te stellen, kunnen we ons zenuwstelsel in de ‘rust- en herstelmodus’ brengen 
en een gevoel van kalmte en ontspanning opwekken (activeren van het parasympatisch zenuwstelsel)

Slide 25 - Tekstslide

Visualisatie:
1. Visualisatie van een fijne situatie (door docent)
2. Doe je ogen dicht. Stel je voor dat je zit te wachten tot je wordt binnen geroepen bij je CGI. 
3. Probeer het gevoel dat je hebt te vervangen door het gevoel dat je had bij de fijne situatie.
4. Bespreek je ervaring in tweetallen.

Slide 26 - Tekstslide

Gedachten controle:
Je kunt je lichamelijk prima voelen, ontspannen zijn, en de juiste beelden hebben, maar één verkeerde gedachte kan stress oproepen.
Gedachten en gevoelens zijn erg belangrijk voor je prestaties. 
Je kunt leren belemmerende gedachten om te buigen naar helpende gedachten (reframing)

Slide 27 - Tekstslide

Het 4G-schema:

Slide 28 - Tekstslide

Oefening gedachten controle:
Niet de gebeurtenis op zich brengt je uit je evenwicht maar het zijn je (belemmerende/disfunctionele) gedachten over de gebeurtenis die dit veroorzaken. Een gedachte over een gebeurtenis kan je bijvoorbeeld een angstig gevoel geven, waardoor je je angstig gaat gedragen.
Oefening: Gebeurtenis is het CGI, welke gedachten roepen dit bij je op? Zijn deze gedachten belemmerend of helpend?
Welke woorden horen hierbij? Vervang 'ik moet' of 'ik mag niet' door 'ik ga het proberen/doen'. Probeer dit ook met een andere situatie.

Slide 29 - Tekstslide

Copings mechanismen:
Vaak zul je merken dat je in veel verschillende situaties toch hetzelfde reageert. Je hebt een bepaald copingmechanisme ontwikkeld en je gaat op een bepaalde manier met situaties om. 
Herken jouw copingsmechanisme! vluchten, vechten, bevriezen, ontkennen, humor gebruiken etc.

Slide 30 - Tekstslide