Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
herhaling grammatica 2v
grammatica
Maak er wat moois van!
Veel plezier ook! :)
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
grammatica
Maak er wat moois van!
Veel plezier ook! :)
Slide 1 - Tekstslide
Het gaat over de basisstof:
Pv-zinsdelen-onderwerp-werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde-lijdend voorwerp-meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
Redekundig:
Slide 2 - Tekstslide
Taalkundig:
-Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord en drie soorten werkwoorden:
Hww-Zww en Kww.
Slide 3 - Tekstslide
We gaan beginnen!
Lees goed.
Vul altijd wat in.
Een "luidsprekertje'
betekent audio ondersteuning.
Slide 4 - Tekstslide
Vanmorgen hebben mijn zusjes bij bakkerij Özen een Turks brood besteld.
Welke verdeling in zinsdelen is goed?
A
Vanmorgen hebben/ mijn zusjes/bij bakkerij Özen/ een/ Turks brood/ besteld
B
Vanmorgen/hebben/ mijn zusjes/bij bakkerij Özen/ een Turks brood/besteld
C
Vanmorgen hebben mijn zusjes/Bij bakkerij Özen een Turks brood/besteld
Slide 5 - Quizvraag
Vanmorgen hebben mijn zusjes bij bakkerij Özen een Turks brood besteld.
Wat is het LV in deze zin?
A
vanmorgen
B
mijn zusjes
C
een Turks brood
D
bij bakkerij Özen
Slide 6 - Quizvraag
Niemand mag dat brood aan de eendjes geven.
Aan de eendjes is....
A
lijdend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 7 - Quizvraag
Welke bewering is waar?
A
Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat, is er GEEN lijdend voorwerp.
B
Als er een werkwoordelijk gezegde in de zin staat, is er GEEN lijdend voorwerp.
C
Als er een bijwoordelijke bepaling in de zin staat, is er nooit een onderwerp
Slide 8 - Quizvraag
Welke uitspraken over het naamwoordelijk gez. zijn waar?
A
Er moet altijd een KWW en een ZNW in de zin staan.
B
Er moeten altijd drie voorwaarden zijn: een KWW een naamwoord en dat naamwoord zegt iets van het onderwerp
C
een WG zegt wat iemand (of iets) doet een NG zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt)
D
Een NG heeft altijd minimaal twee werkwoorden
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het gezegde (wg of ng) in de volgende zin: Mijn buurvrouw is door corona heel erg ziek geworden.
A
is
B
is geworden
C
is [ ziek ] geworden
D
is [heel erg ziek] geworden
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de bwb in de volgende zin: Mijn buurvrouw is door corona heel erg ziek geworden.
A
mijn buurvrouw
B
door corona
C
heel erg ziek
D
ziek
Slide 11 - Quizvraag
We blijven vandaag een beetje thuis. Blijven is hier:
A
een KWW
B
een ZWW
C
een HWW
Slide 12 - Quizvraag
Hij schijnt een veelbelovende gamer te zijn. Het naamwoordelijk gezegde is:
A
schijnt een veelbelovende gamer te zijn
B
[schijnt] een veelbelovende gamer [te zijn]
C
schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn
D
schijnt [een veelbelovende gamer]
Slide 13 - Quizvraag
Welke uitspraak klopt over de volgende zin: Ik bleek niet goed voorbereid te zijn voor de toets.
A
Bleek is het hww
B
Bleek is het kww
C
Bleek is het zww
D
Bleek is het kww + hww
Slide 14 - Quizvraag
Welke uitspraak klopt over de volgende zin: Mijn fietslamp lijkt al een maand niet meer te schijnen.
A
Schijnen is een kww
B
Schijnen is een zww
C
Schijnen is een hww
D
Schijnen is een kww + zww
Slide 15 - Quizvraag
Mijn fietslamp doet het niet, ik moet gaan lopen. Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?
A
Mijn
B
fietslamp
C
niet
D
het
Slide 16 - Quizvraag
Het hondje van de buurvrouw is erg lief.
'lief' is een....
A
Werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
Slide 17 - Quizvraag
Het werken met de computer kan RSI-klachten opleveren. Deze zin heeft.... zelfstandige naamwoorden:
RSI
A
drie zelfstandige naamwoorden
B
twee zelfstandige naamwoorden
C
één zelfstandig naamwoord
Slide 18 - Quizvraag
Die afvalwaterzuiveringsinstallatie is modern. Deze zin heeft ..
A
twee zelfstandige naamwoorden en één BN
B
één zn en twee bijvoeglijke naamwoorden
C
één ZN en één BN
Slide 19 - Quizvraag
Deze toets was niet erg moeilijk.
Moeilijk is......
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
Slide 20 - Quizvraag
Waarom kunnen we niet altijd formatief toetsen? kies het juiste antwoord.
Deze zin.....
A
is vragend en heeft dus geen persoonsvorm
B
heeft wel drie bijwoordelijke bepalingen
C
heeft als onderwerp 'formatief toetsen'
Slide 21 - Quizvraag
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
Aan wie / Voor wie + wg?
B
Wie of wat + wg + o?
C
Wie of wat + wg + o + lv
D
Aan wie / Voor wie + wg + o + lv?
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Klas 2 leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 2
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden
Slide 23 - Quizvraag
Door de boeken van Rupsje Nooitgenoeg ben ik van rupsjes gaan houden. Welke uitspraak is waar?
A
De boeken van Rupsje Nooitgenoeg is hier het onderwerp
B
Het stuk dat voor de PV staat is altijd één zinsdeel
C
Ben gaan houden is hier naamwoordelijk gezegde
D
Rupsjes is onderwerp
Slide 24 - Quizvraag
Houdt het nou nooit op?
Het gezegde hier is...
A
nou
B
nooit
C
houdt
D
houdt op
Slide 25 - Quizvraag
Dit was het!!!
Slide 26 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Formatieve toets grammatica 1-6 H/Vklas1
Juni 2022
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
Formatieve toets grammatica zinsdelen
November 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Oefentoets grammatica h1-6
Mei 2021
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsontleding
November 2024
- Les met
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 7,8
Zinsontleding
Juni 2023
- Les met
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 7,8
WWG en NWG
Maart 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
lijdend voorwerp
April 2020
- Les met
11 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
zinsdelen quiz
September 2024
- Les met
29 slides
LessonUp
Primary Education
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)