In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
5. Hoe werkt de overheid?
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waar genoeg artsen zijn voor de burgers.
B
Een land waar genoeg ziekenhuizen zijn voor de burgers.
C
Het overzicht van de kosten van alle uitkeringen
D
Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is.
Slide 2 - Quizvraag
Nederland is een voorbeeld van een verzorgingsstaat.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Wat is GEEN sociale verzekering?
A
WW
B
WAO
C
AOW
D
Bijstand
Slide 4 - Quizvraag
SOCIALE VERZEKERINGEN WORDEN BETAALD MET
A
BELASTINGEN
B
UITKERINGEN
C
BOETES
D
PREMIES
Slide 5 - Quizvraag
De sociale verzekeringen zijn onder te verdelen in:
A
volksverzekeringen en scadeverzekeringen
B
werknemersverzekeringen en risicoverzekeringen
C
volksverzekeringen en werknemersverzekeringen
D
collectieve verzekeringen en particuliere verzekeringen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het sociaal minimum
A
Hoeveel mensen er leven van een bijstandsuitkering
B
Een minimumbedrag wat je nodig hebt om van te kunnen leven
C
De minimale leeftijd om een uitkering te kunnen ontvangen
D
Een toeslag die je van de overheid krijgt als je een laag inkomen hebt
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet de uitkering waarbij het inkomen word aangevuld tot het sociaal minimum?
A
Kinderbijslag
B
Zorgtoeslag
C
Bijstand
D
Huurtoeslag
Slide 8 - Quizvraag
het sociaal minimum is hoger/lager/hetzelfde als het minimumloon
A
hoger
B
hetzelfde
C
lager
D
ik wil bijles
Slide 9 - Quizvraag
5.4 Geld genoeg?
Ik kan uitleggen hoe de overheid de inkomsten en uitgaven onder controle houdt
Ik kan uitleggen hoe je snel van miljarden naar miljoenen en van miljoenen naar miljarden rekent
Ik kan uitleggen hoe de rijksoverheid aan inkomsten komt
Ik kan uitleggen wat voor inkomsten de gemeente heeft
Slide 10 - Tekstslide
Hoe komt de overheid aan geld?
Slide 11 - Woordweb
Wat voor uitgaven heeft de overheid?
Slide 12 - Woordweb
Tekort of overschot??
Slide 13 - Tekstslide
Inkomsten van het Rijk
bijv. btw, accijns
Directe belastingen betaal je rechtstreeks aan de overheid, bijv. loonbelasting, vennootschapsbelasting (= belasting over inkomen, winst en vermogen).
bijv. staatsloterij, boetes, leges
premies sociale verzekeringen
Slide 14 - Tekstslide
Directe belastingen
Indirecte belastingen
betaal je rechtstreeks aan
de overheid, bijv.
- loonbelasting
- inkomstenbelasting
- winstbelasting
- vennootschapsbelasting
(= belasting over inkomen, winst en vermogen)
zitten in de prijs van een product verwerkt, bijv.
- btw
- accijns
- toeristenbelasting
- energiebelasting
(= kostprijsverhogende belastingen)
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
!!!
!!!
Slide 17 - Tekstslide
"Speciale" uitgaven vd overheid
De meeste uitgaven vd overheid "herken jij wel. Het zijn eigenlijk gewoon de (uitgaven van) verschillende ministeries. Kijk nu nog eens een dia terug naar de groene pijltjes!!! Dat zijn namelijk geen namen van ministeries...
RENTE: moet begrijpen waarom er zoveel aan betaald moet worden door de overheid (staatsschuld....) en hoe die rente-uitgaven dus omlaag zouden kunnen ..........
Gemeente- en provinciefonds: Je moet begrijpen dat de (rijks-)overheid geld "uitdeelt" aan alle gemeenten en provincies (daarnaast hebben gemeenten zelf ook hun inkomsten)
Slide 18 - Tekstslide
Wat kan overheid doen bij een tekort of overschot?
Begrotingstekort = uitgaven groter dan inkomsten
Geld lenen (staatsschuld groeit en dus ook nog meer rente!!)
Bezuinigen (minder uitgeven aan .....)
Belastingen verhogen (meer inkomsten)
Begrotingsoverschot = inkomsten groter dan uitgaven
Staatsschuld aflossen
Meer uitgeven aan .........?
Slide 19 - Tekstslide
Rekensom!
Staatsschuld in 2020: € 451 miljard.
Staatsschuld in 2023: € 495 miljard.
* Met hoeveel % nam de staatsschuld toe tussen 2020 en 2023?
Antwoord
(495 - 451) : 451 x 100% = 9,75..... --> 9,8%
Formule
(nieuw - oud) : oud x 100% of (V/W) Verschil : wat het WAS x 100%