In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
Slide 1 - Tekstslide
DNA
Kern
Cel
Chromosoom
Gen
Slide 2 - Sleepvraag
Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul
Slide 3 - Tekstslide
DNA DeoxyriboNucleic Acid
DNA bestaat uit basenparen.
A & T en C & G
Slide 4 - Tekstslide
Nucleotide: kleinste bouwsteen van DNA:
1 fosfaatgroep:
1 suiker (desoxyribose)
1 stikstofbase
DNA-
molecuul
Slide 5 - Tekstslide
Waaruit bestaat een nucleotide?
A
Uit DNA
B
Uit een stikstofbase en een desoxyribosemolecuul
C
Uit een stikstofbase, een desoxyribosemolecuul en een aminozuur
D
Uit een stikstofbase, een desoxyribosemolecuul en een fosfaatgroep
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
Onthouden
DNA heeft de 'letters' AGTC
RNA heeft de 'letters' AGUC
A op DNA -> U op RNA
T op DNA -> A op RNA
etc
Slide 8 - Tekstslide
En:
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd
Slide 9 - Tekstslide
Bij het MAKEN van RNA worden de twee strengen van het DNA uit elkaar gehaald. Hierop worden de ... van het RNA bevestigd. Wat moet er op de stippellijn staan?
A
nucleotiden
B
basen
C
puzzelstukjes
D
aminozuren
Slide 10 - Quizvraag
Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de goede.
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C
Slide 11 - Sleepvraag
Endoplasmatisch Reticulum
Netwerk van membranen dat dient voor transport van stoffen binnen een cel
De geproduceerde eiwitten worden via het Endoplasmatisch Reticulum
(en via het Glad ER) naar het Golgi-systeem vervoerd
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
0
Slide 14 - Video
Hoeveel basen van het RNA vormen samen de code voor één aminozuur in een eiwit?
A
1
B
3
C
9
D
1000
Slide 15 - Quizvraag
En:
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Heeft een huidcel hetzelfde DNA als een spiercel?
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quizvraag
Specialisatie van cellen houdt in, dat cellen...
A
hun DNA veranderen
B
een speciale functie krijgen
C
gaan delen
Slide 19 - Quizvraag
Toepassen
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
BINAS!
en je schrift
Slide 23 - Tekstslide
In welke BINAS tabel staan de verschillende aminozuren?
Slide 24 - Open vraag
In welke BINAS tabel staat een plaatje van DNA / RNA?
Slide 25 - Open vraag
In welke BINAS tabel vind je de tabel met de RNA code?
Slide 26 - Open vraag
In welke BINAS tabel vind je de celcyclus?
Slide 27 - Open vraag
BINAS
de volgende opgaven kan je met de BINAS oplossen
Slide 28 - Tekstslide
Het startcodon op het RNA (waar het ribosoom begint te lezen) is:
A
AUG
B
TAC
C
AUC
D
AAA
Slide 29 - Quizvraag
Een stukje RNA (ergens in het midden) is als volgt: ACU GUC GGU Welke aminozuren worden aan elkaar gekoppeld?
A
Thr Val Arg
B
Thr Ser Gly
C
Phe Ser Gly
D
Thr Val Gly
Slide 30 - Quizvraag
Wanneer op de ene streng van DNA: A T T G G C G A T staat, wat staat er dan op de andere streng?