In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Inschrijven sportdag
15 juni
Slide 1 - Tekstslide
7.3: Duurzaam landbouw
terugblik vorige les
lesdoelen en theorie 6.3
aan de slag
afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
terugblik 6.1&2 de mens en het milieu
Slide 3 - Tekstslide
aantasting van het milieu
A
t e veel schadelijke stoffen toevoegen
B
te veel grondstoffen gebruiken
C
te veel ruimte van natuurgebieden gebruiken
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een monocultuur?
A
Het verbouwen van meerdere gewassen op een groot oppervlak.
B
Het verbouwen van een gewas op verschillende oppervlakten.
C
Het verbouwen van een gewas op een groot oppervlak.
D
Het verbouwen van vraatbestendige gewassen.
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn nadelen van tuinbouw?
A
in de zomer is er voldoende licht en warmte om de planten te laten groeien
B
er is veel elektriciteit nodig voor voldoende licht en warmte in de kassen
C
ziekteverwekkers kunnen zich moeilijk verspreiden
D
voedingsgewassen kunnen het hele jaar worden verbouwd
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van de bio-industrie
A
Op een boerderij kippen varkens en koeien houden
B
Een kleine boerderij hebben
C
Een grote boerderij met veel verschillende dieren
D
Een grote boerderij met veel dezelfde dieren
Slide 7 - Quizvraag
Wat is genetische modificatie?
A
Zorgen dat een organisme maar één soort nakomelingen krijgt
B
Het plaatsen van genetische informatie van het ene naar het andere organisme
C
Schimmels bestrijden met een nieuw chromosoom
D
Het klonen van een bevruchte eicel
Slide 8 - Quizvraag
Wat gebeurt er bij IVF
A
Rijpe eicel wordt gewonnen en kunstmatig bevrucht
B
Sperma wordt gewonnen en ingebracht
C
Natuurlijke bevruchting
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoelen 6.3 duurzaam landbouw
Je kunt de voor en nadelen van de bio-industrie benoemen
Je kunt de voor en nadelen van de tuinbouw benoemen
Je kunt de voor en nadelen van de biologische landbouw benoemen
Slide 10 - Tekstslide
Voedselproductie door landbouw
Drie vormen:
Akkerbouw; verbouwen van voedingsgewassen op akkers (PLANTEN)
Tuinbouw; verbouwen van voedingsgewassen in kassen (PLANTEN)
Veeteelt; het houden van landbouwhuisdieren voor vlees en melk en eieren (DIEREN)
Slide 11 - Tekstslide
monocultuur
= Grote akker met één soort gewas
Voordeel:
-Snel en gemakkelijk de bodem bewerken en oogsten.
-Hoge voedselopbrengst voor lage prijzen.
mono = 1
Slide 12 - Tekstslide
Intensieve veehouderij (bio-industrie)
Voordelen:
Hoge opbrengst
Lage kosten
Goedkoop vlees
Nadelen
Sneller ziektes
Gebruik van veel medicijnen
mestoverschot
mogelijk veel dierenleed
Slide 13 - Tekstslide
TUINBOUW
Tuinbouw:
Op open grond (= buiten)
In kassen = glastuinbouw
Voordelen:
Hele jaar door telen
Perfecte omstandigheden creëren
Nadelen:
Verbruik van veel energie (voor warmte en extra licht)
Veel bestrijdingsmiddelen
Slide 14 - Tekstslide
Biologische landbouw
Biologische Landbouw
vorm van landbouw waarbij het milieu en dierenwelzijn centraal staan
Voordelen
Weinig bestrijdingsmiddelen
Dierenwelzijn beter
Kwaliteit producten
Beter voor het milieu
Slide 15 - Tekstslide
Biologische landbouw
Geen monoculturen
Vruchtwisseling
Geen kunstmest
Geen preventieve diergeneesmiddelen
Slide 16 - Tekstslide
Nadeel biologische landbouw
Het nadeel van biologische landbouw
* minder opbrengst per oppervlak = Hierdoor zijn de biologische producten duurder.
Slide 17 - Tekstslide
Vragen
Slide 18 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van de bio-industrie
A
Op een boerderij kippen varkens en koeien houden
B
Een kleine boerderij hebben
C
Een grote boerderij met veel verschillende dieren
D
Een grote boerderij met veel dezelfde dieren
Slide 19 - Quizvraag
Waarom vindt veel tuinbouw in Nederland in kassen plaats?
A
Omdat in kassen kan worden gezorgd voor zo goed mogelijke omstandigheden voor de groei van planten
B
Omdat het verbouwen van producten in kassen weinig energie kost
C
Omdat de planten niet buiten in de volle grond kunnen groeien
Slide 20 - Quizvraag
1. In de biologische landbouw komen veel monoculturen voor 2. In de biologische landbouw worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
A
1 = juist
2= onjuist
B
1= onjuist
2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Welke uitleg past bij het begrip bio-industrie?
A
Weinig dieren op een oppervlak
B
Milieu vriendelijk productie
C
Allemaal verschillende dieren in 1 bedrijf
D
Zoveel mogelijk dieren op een klein oppervlak.
Slide 22 - Quizvraag
Twee beweringen over biologische landbouw zijn: 1. Biologische landbouw is een meer duurzame vorm van landbouw dan de gangbare landbouw. 2. In de biologische landbouw is veel aandacht voor het welzijn van dieren.