Aanwijzend en vragend voornaamwoord
blz. 213
Maken opdracht: 1, 2, 3, 4
Vragende voornaamwoorden:
Er zijn er vier: wie, wat, welk(e), wat voor (een). (wie/wat)
- Dit zijn de aanwijzende voornaamwoorden:
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde. (die/dat)