grammatica 2 les 2: zinnen in zinsdelen verdelen.


            Nederlands
          Grammatica 2
                 Les 2:
               Havo/vwo 2
            P2 2023-2024
timer
10:00
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


            Nederlands
          Grammatica 2
                 Les 2:
               Havo/vwo 2
            P2 2023-2024
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
......kan je een zin in zinsdelen verdelen.

Slide 2 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Je verdeelt een zin in zinsdelen door verticale streepjes te plaatsen. 
Stap 1: Plaats het gezegde (dus ook de PV)  tussen verticale strepen. 

De leerlingen / leren / grammatica tijdens de Nederlandse les op het ATC.

De jury / heeft / voor de beste speler een aparte onderscheiding / gekocht./

De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma aan Bo.
             

Slide 3 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Stap 2: Plaats nu de andere zinsdelen tussen verticale strepen. 

Om dit te kunnen doen, moet je weten dat ieder zinsdeel antwoord geeft op een vraagwoord
Hetzelfde vraagwoord kan meerdere keren voorkomen in een zin. 

/ De leerlingen/ leren/ grammatica/ tijdens de Nederlandse les /op het ATC.
             wie                                     wat                              wanneer                            waar 

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
De jury / heeft / voor de beste speler / een aparte onderscheiding / gekocht.
    wie                                   voor wie                                        wat

Victoria / stond / tijdens haar spreekbeurt / voor het beeldscherm.
     wie                                       wanneer                                      waar

De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma / aan Bo.
                                  wie                                                                            wat                 aan wie

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag
Log in bij lessonup: grammatica les 2
Maak de vragen op slide 7 t/m 27.

Opdracht: 
Kies steeds het vraagwoord dat bij het gegeven zinsdeel past.

Ben je klaar? Lees dan de volgende opdracht en maak de les af. 

Slide 6 - Tekstslide

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: Een internationaal team van wetenschappers

1. Een internationaal team van wetenschappers fotografeerde met hittegevoelige camera’s de kolossale tombes.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
hoe

Slide 7 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: met hittegevoelige camera’s

2. Een internationaal team van wetenschappers fotografeerde met hittegevoelige camera’s de kolossale tombes.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
hoe

Slide 8 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: In de prehistorie

3. In de prehistorie bonden mensen al botten van dieren onder de voet om sneller over het bevroren water te gaan.
A
wie
B
wat
C
waarom
D
wanneer

Slide 9 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: onder de voet

4. In de prehistorie bonden mensen al botten van dieren onder de voet om sneller over het bevroren water te gaan.
A
wie
B
waaronder
C
waarom
D
wanneer

Slide 10 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: om sneller ... te gaan

5. In de prehistorie bonden mensen al botten van dieren onder de voet om sneller over het bevroren water te gaan.
A
wie
B
waaronder
C
waarom
D
wanneer

Slide 11 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: haar leerlingen

6. De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.
A
wie
B
hoe
C
aan wie
D
wat

Slide 12 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: via de elektronische leeromgeving

7. De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.
A
wie
B
hoe
C
waarom
D
wanneer

Slide 13 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: meer bijzondere geheimen

8. De beroemde piramides in Egypte herbergen meer bijzondere geheimen dan wij dachten.
A
wie
B
wat
C
waarom
D
waar

Slide 14 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: in Egypte

9. De beroemde piramides in Egypte herbergen meer bijzondere geheimen dan wij dachten.
A
wie
B
wat
C
waarom
D
waar

Slide 15 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: rijpe kazen

10. De knappe koppen bestudeerden rijpe kazen met een oude CT-scanner uit een ziekenhuis.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
waar

Slide 16 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: met een ... een ziekenhuis

11. De knappe koppen bestudeerden rijpe kazen met een oude CT-scanner uit een ziekenhuis.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
waar

Slide 17 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: volgende week

12. De leerplichtambtenaar zal volgende week de spijbelaars spreken.
A
wie
B
wat
C
wanneer
D
waar

Slide 18 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: zijn medespelers

13. De aanvoerder reikte zijn medespelers de gewonnen bokaal aan.
A
wie
B
wat
C
wanneer
D
aan wie

Slide 19 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: de gewonnen bokaal

14. De aanvoerder reikte zijn medespelers de gewonnen bokaal aan.
A
wie
B
wat
C
wanneer
D
aan wie

Slide 20 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: aan alle deuren

15. De posters met het icoon telefoon uit hangen tegenwoordig aan alle deuren in het schoolgebouw.
A
wie
B
wat
C
waaraan
D
aan wie

Slide 21 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: in het schoolgebouw

16. De posters met het icoon telefoon uit hangen tegenwoordig aan alle deuren in het schoolgebouw.
A
wie
B
waar
C
waaraan
D
aan wie

Slide 22 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: voor het begin van de les

17. Felicia moest voor het begin van de les haar telefoon afstaan aan haar docente.
A
wie
B
wanneer
C
voor wie
D
aan wie

Slide 23 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: aan haar docente

18. Felicia moest voor het begin van de les haar telefoon afstaan aan haar docente.
A
wie
B
waaraan
C
voor wie
D
aan wie

Slide 24 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: voor de goede foto

19. Voor de goede foto staat een fotograaf graag drie uur aan de waterkant te wachten.
A
wie
B
waaraan
C
voor wie
D
waarvoor

Slide 25 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: aan de waterkant

20. Voor de goede foto staat een fotograaf graag drie uur aan de waterkant te wachten.
A
wie
B
waar
C
aan wie
D
waarvoor

Slide 26 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: voor de klant

21. De ober vergat voor de klant schoon bestek mee te nemen.
A
wie
B
waar
C
voor wie
D
waarvoor

Slide 27 - Quizvraag

Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen. Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen.
Op de volgende slides moet je de zinnen in zinsdelen verdelen.

Voorbeeld:
Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen.
1.    Iedereen zal op het beijzelde wegdek zeer voorzichtig moeten rijden.

1.    Iedereen / zal / op het beijzelde wegdek / zeer voorzichtig / moeten rijden.

Slide 28 - Tekstslide

2. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De slimme crimineel is uit de zwaar bewaakte gevangenis op het eiland ontsnapt.

Slide 29 - Open vraag

3. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Hij zou zes jaar moeten zitten.

Slide 30 - Open vraag

4. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De arme zwervers sliepen in de ijskoude winter op straat.

Slide 31 - Open vraag

5. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Vele vrijwilligers brachten warme soep en vers brood rond.

Slide 32 - Open vraag

6. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Het medeleven van onze buren is prijzenswaardig.

Slide 33 - Open vraag

7. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Ze hebben bij de verhuizing naar mijn nieuwe kamer enorm goed geholpen.

Slide 34 - Open vraag

8. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Je doet nooit tevergeefs een beroep op hun medeleven.

Slide 35 - Open vraag

9. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Zij hadden zich in een rustig straatje in een zeventiende-eeuws pand gevestigd.

Slide 36 - Open vraag

10. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Hij loopt nog heel hard voor iemand van zeventig jaar.

Slide 37 - Open vraag

11. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De strenge scheidsrechter keurde het doelpunt van onze midvoor af.

Slide 38 - Open vraag

12. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
In het eerste huis van het middelste blok woont een stokoude man.

Slide 39 - Open vraag

13. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De zoon van mijn broer volgt een zeer moeilijke studie.

Slide 40 - Open vraag

14. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Over enkele ogenblikken zal de intercity uit Amsterdam binnenlopen op het tweede perron van dit station.

Slide 41 - Open vraag

15. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De vrolijke cabaretzanger bezat een aardig huis in de buurt van Malmédy.

Slide 42 - Open vraag