grammatica 2 les 2: zinnen in zinsdelen verdelen 2023 2024


            Nederlands
          Grammatica 2
Zinsdelen maken (vraagwoord)
            Les 2-REV:
               vwo 2
            P2 2023-2024
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


            Nederlands
          Grammatica 2
Zinsdelen maken (vraagwoord)
            Les 2-REV:
               vwo 2
            P2 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
......kan je een zin in zinsdelen verdelen.

Slide 2 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen (Stappenplan)

Je verdeelt een zin in zinsdelen door verticale streepjes te plaatsen. 

Stap 1: Zoek de pv en plaats deze tussen verticale strepen. 

De leerlingen / hebben / grammatica tijdens de Nederlandse les geleerd.



Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 2: Alle werkwoorden in de zin zijn altijd apart! Dus zet deze tussen strepen.

De leerlingen / hebben / grammatica tijdens de Nederlandse les / geleerd /.


Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3: Zet nu zoveel mogelijk woorden waarvan jij denkt dat die bij elkaar horen vóór de persoonsvorm. Als de zin goed 'loopt' dan vormen deze woorden een zinsdeel. De gevonden zinsdelen geven antwoord op een vraag. (wie-wat-waar-hoe laat enz.)
Let op: alle woorden vóór de pv vormen een zinsdeel!

De leerlingen / hebben / grammatica tijdens de Nederlandse les / geleerd /.
dus 'De leerlingen' is een zinsdeel -
geeft antwoord op de vraag: Wie?

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan
Vervolg stap 3
Welke woorden kun je nog meer voor de persoonsvorm zetten en geven antwoord op een vraag?
De leerlingen / hebben / grammatica / tijdens de Nederlandse 
       Wie                     pv              Wat                                   Wanneer
les / geleerd /.
             wwg                                                                

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Voorbeeld:
De instructeur die was verhuisd overhandigt het zwemdiploma aan Bo.
1. Haal de pv uit de zin:
De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma  aan Bo.
2. alle werkwoorden zijn apart:
De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma  aan Bo.
3. Zet de woorden waarvan jij denkt dat ze bij elkaar horen vóór de pv:
De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma / aan Bo.
                                  wie                                                                            wat                 aan wie

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Log in bij lessonup: grammatica les 2
Maak de vragen op slide 7 t/m 27.

Opdracht: 
Kies steeds het vraagwoord dat bij het gegeven zinsdeel past.

Ben je klaar? Lees dan de volgende opdracht en maak de les af. 

Slide 8 - Tekstslide

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: Een internationaal team van wetenschappers

1. Een internationaal team van wetenschappers fotografeerde met hittegevoelige camera’s de kolossale tombes.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
hoe

Slide 9 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: met hittegevoelige camera’s

2. Een internationaal team van wetenschappers fotografeerde met hittegevoelige camera’s de kolossale tombes.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
hoe

Slide 10 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: In de prehistorie

3. In de prehistorie bonden mensen al botten van dieren onder de voet om sneller over het bevroren water te gaan.
A
wie
B
wat
C
waarom
D
wanneer

Slide 11 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: onder de voet

4. In de prehistorie bonden mensen al botten van dieren onder de voet om sneller over het bevroren water te gaan.
A
wie
B
waaronder
C
waarom
D
wanneer

Slide 12 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: om sneller ... te gaan

5. In de prehistorie bonden mensen al botten van dieren onder de voet om sneller over het bevroren water te gaan.
A
wie
B
waaronder
C
waarom
D
wanneer

Slide 13 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: haar leerlingen

6. De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.
A
wie
B
hoe
C
aan wie
D
wat

Slide 14 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: via de elektronische leeromgeving

7. De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.
A
wie
B
hoe
C
waarom
D
wanneer

Slide 15 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: meer bijzondere geheimen

8. De beroemde piramides in Egypte herbergen meer bijzondere geheimen dan wij dachten.
A
wie
B
wat
C
waarom
D
waar

Slide 16 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: in Egypte

9. De beroemde piramides in Egypte herbergen meer bijzondere geheimen dan wij dachten.
A
wie
B
wat
C
waarom
D
waar

Slide 17 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: rijpe kazen

10. De knappe koppen bestudeerden rijpe kazen met een oude CT-scanner uit een ziekenhuis.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
waar

Slide 18 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: met een ... een ziekenhuis

11. De knappe koppen bestudeerden rijpe kazen met een oude CT-scanner uit een ziekenhuis.
A
wie
B
wat
C
waarmee
D
waar

Slide 19 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: volgende week

12. De leerplichtambtenaar zal volgende week de spijbelaars spreken.
A
wie
B
wat
C
wanneer
D
waar

Slide 20 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: zijn medespelers

13. De aanvoerder reikte zijn medespelers de gewonnen bokaal aan.
A
wie
B
wat
C
wanneer
D
aan wie

Slide 21 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: de gewonnen bokaal

14. De aanvoerder reikte zijn medespelers de gewonnen bokaal aan.
A
wie
B
wat
C
wanneer
D
aan wie

Slide 22 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: aan alle deuren

15. De posters met het icoon telefoon uit hangen tegenwoordig aan alle deuren in het schoolgebouw.
A
wie
B
wat
C
waaraan
D
aan wie

Slide 23 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: in het schoolgebouw

16. De posters met het icoon telefoon uit hangen tegenwoordig aan alle deuren in het schoolgebouw.
A
wie
B
waar
C
waaraan
D
aan wie

Slide 24 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: voor het begin van de les

17. Felicia moest voor het begin van de les haar telefoon afstaan aan haar docente.
A
wie
B
wanneer
C
voor wie
D
aan wie

Slide 25 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: aan haar docente

18. Felicia moest voor het begin van de les haar telefoon afstaan aan haar docente.
A
wie
B
waaraan
C
voor wie
D
aan wie

Slide 26 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: voor de goede foto

19. Voor de goede foto staat een fotograaf graag drie uur aan de waterkant te wachten.
A
wie
B
waaraan
C
voor wie
D
waarvoor

Slide 27 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: aan de waterkant

20. Voor de goede foto staat een fotograaf graag drie uur aan de waterkant te wachten.
A
wie
B
waar
C
aan wie
D
waarvoor

Slide 28 - Quizvraag

Welk vraagwoord past bij het zinsdeel: voor de klant

21. De ober vergat voor de klant schoon bestek mee te nemen.
A
wie
B
waar
C
voor wie
D
waarvoor

Slide 29 - Quizvraag

Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen. Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen.
Op de volgende slides moet je de zinnen in zinsdelen verdelen.

Voorbeeld:
Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen.
1.    Iedereen zal op het beijzelde wegdek zeer voorzichtig moeten rijden.

1.    Iedereen / zal / op het beijzelde wegdek / zeer voorzichtig / moeten rijden.

Slide 30 - Tekstslide

2. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De slimme crimineel is uit de zwaar bewaakte gevangenis op het eiland ontsnapt.

Slide 31 - Open vraag

3. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Hij zou zes jaar moeten zitten.

Slide 32 - Open vraag

4. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De arme zwervers sliepen in de ijskoude winter op straat.

Slide 33 - Open vraag

5. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Vele vrijwilligers brachten warme soep en vers brood rond.

Slide 34 - Open vraag

6. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Het medeleven van onze buren is prijzenswaardig.

Slide 35 - Open vraag

7. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Ze hebben bij de verhuizing naar mijn nieuwe kamer enorm goed geholpen.

Slide 36 - Open vraag

8. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Je doet nooit tevergeefs een beroep op hun medeleven.

Slide 37 - Open vraag

9. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Zij hadden zich in een rustig straatje in een zeventiende-eeuws pand gevestigd.

Slide 38 - Open vraag

10. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Hij loopt nog heel hard voor iemand van zeventig jaar.

Slide 39 - Open vraag

11. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De strenge scheidsrechter keurde het doelpunt van onze midvoor af.

Slide 40 - Open vraag

12. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
In het eerste huis van het middelste blok woont een stokoude man.

Slide 41 - Open vraag

13. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De zoon van mijn broer volgt een zeer moeilijke studie.

Slide 42 - Open vraag

14. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Over enkele ogenblikken zal de intercity uit Amsterdam binnenlopen op het tweede perron van dit station.

Slide 43 - Open vraag

15. Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
De vrolijke cabaretzanger bezat een aardig huis in de buurt van Malmédy.

Slide 44 - Open vraag

Grammatica
Zorg dat je het Hulpboek Grammatica hebt gedownload (zie mail Somtoday) en in je mapje Nederlands hebt gezet!

Slide 45 - Tekstslide