Communicatie 20 argumentatiestructuren

Communicatie 20 argumentatiestructuren
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 20 argumentatiestructuren

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Controleren + nakijken huiswerk
20 min
-Herhalen discussie
10 min
-Argumentatiestructuren
25 min
-Zelfstandig oefenen

20 min


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  •  Ik weet wat het verschil is tussen feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken en welke argumentatiestructuren er zijn.
  • Ik kan feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken herkennen, de argumentatiestructuur in een betoog herkennen en verzwegen argumenten invullen.
  • Ik kan de juiste strategie bepalen om bepaalde argumenten aan te vallen.
  • Ik ben in staat om kritisch te kijken naar een betoog en ik kan correct reageren op mogelijk zwakke plekken in een betoog.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van afgelopen les. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een (felle) discussie en een ruzie?

Slide 5 - Open vraag

Discussie

Discussie --> uitwisseling van meningen en argumenten. 
Voorwaarden --> twee belangrijke uitgangspunten.
Gedrag --> let op een aantal zaken.
Spelregels --> voorzitter, vier stappen. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is argumenteren?

Slide 7 - Woordweb

Stuk tussen haakjes: standpunt of argument?
Kunstbloemen zijn handig, (want je hoeft ze niet te verzorgen.) Je moet ze toch afstoffen? Dit is twee minuten per jaar, verzorgen moet elke week.
A
standpunt
B
argument

Slide 8 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
Blz 104

Enkelvoudige argumentatie --> een mening wordt ondersteund met slechts één argument. 
Nevenschikkende argumentatie --> een mening wordt ondersteund met meerdere argumenten. 
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie --> de argumenten zijn los van elkaar erg sterk. 
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie --> de argumenten hebben elkaar nodig om sterk te zijn. 
Onderschikkende argumentatie --> een argument wordt onderbouwd met subargumenten. 
Verzwegen argumenten --> Een argument die niet letterlijk als argument wordt gegeven. 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld enkelvoudige argumentatie

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld onafhankelijke onderschikking

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld afhankelijke onderschikking

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld verzwegen argumenten

"Derksen is een waardeloos politicus want hij komt nooit na wat hij gezegd heeft."

Als een politicus niet nakomt wat hij zegt, dan is hij een waardeloze politicus. 

Je moet nakomen wat je zegt. 

Slide 14 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 20 opdracht 5, 7, 13, 15, 16, 20 en 21. 
Hoe?
Oefenboek blz 98-101.
Handboek blz 104-105.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende les, zie Magister. 

Slide 15 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet wat het verschil is tussen feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken en welke argumentatiestructuren er zijn.


Ik kan feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken herkennen, de argumentatiestructuur in een betoog herkennen en verzwegen argumenten invullen.
Ik kan de juiste strategie bepalen om bepaalde argumenten aan te vallen.
Ik ben in staat om kritisch te kijken naar een betoog en ik kan correct reageren op mogelijk zwakke plekken in een betoog.

Slide 16 - Sleepvraag