2.3.5 herhalen verwijswoorden en signaalwoorden

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten. 
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 
Vandaag herhalen we signaalwoorden en verwijswoorden


§1.5

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis
Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken. 
Signaalwoorden geven de lezer een signaal of aanwijzing voor de manier waarop de informatie gekoppeld moet worden aan het voorgaande.

Slide 5 - Tekstslide

We starten met signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 7 - Quizvraag


In stap 15 staat een signaalwoord.

Wat is het signaalwoord en welk verband geeft dit woord aan?

Slide 8 - Open vraag

R1: zo is een signaalwoord. Welk verband geeft zo aan?
R1: welk signaalwoord in deze zin geeft een opsomming?
R2: en is een signaalwoord. Welk verband geeft en aan?
Waar zie jij een signaalwoord wat het verband van een voorbeeld aangeeft?
Noem ook eens een signaalwoord wat het verband tegenstelling aangeeft. 

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst is genoemd. Dit kan zijn:
Een woord
Een groepje woorden
Een zin  

Voorbeelden van verwijswoorden:
  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 10 - Tekstslide

Waarom verwijswoorden?

Slide 11 - Tekstslide

Verwijswoorden samengevat
Verwijswoord
Verwijst naar
Voorbeeld
hij, deze, die
de-woorden
De agent ging naar het ziekenhuis en hij overleefde het ongeluk.
het, dit, dat
het-woorden
Het boek dat ik heb gepakt, ligt daar.
zij, ze, deze, die
woorden in mv
Hebben jullie deze lekkere toetjes al geproefd?
het, dit, dat
hele/deel van een zin
Sommige mensen eten snoep. Dit vind ik gek.
hier, daar, er
een plaats
In de kerstvakantie ga ik naar Belgie. Daar ben ik al vaker geweest. 
Zij / hij / hem / haar
Mannen of vrouwen
Anne pakt haar jas / Mike praat door mevrouw Eggens heen. Hij moet daarom een uur nablijven. 

Slide 12 - Tekstslide

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
dit
die
deze
dat
het-woorden

Slide 13 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
die
dit 
deze
dat
de-woorden

Slide 14 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 15 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Sleepvraag

Afsluiting
Welke twee signaalwoorden staan in de volgende alinea en welk verband geven ze aan?

In dit onderzoek ziet de toekomst er niet best uit voor de zeevogels, maar dat is zeker geen reden om de moed op te geven. ‘Zelfs simpele veranderingen, zoals minder verpakkingsmateriaal, geen plastic wegwerpartikelen meer maken of het duurder maken van plastic artikelen, kunnen een groot verschil maken,’ vertelt onderzoeker Denise Hardesty. ‘Eerdere acties om minder plastic in het milieu te laten belanden in Europa, zorgden binnen tien jaar voor meetbare veranderingen in de hoeveelheid plastic in de magen van zeevogels. Verbeteringen in de manier waarop we met plastic en ander afval omgaan, maken dus echt uit.’

Slide 18 - Tekstslide

Welke twee verwijswoorden zie je in onderstaande tekst en waar verwijzen ze naar?

Een steeds groter probleem is plastic afval in oceanen. Dit bedreigt de dieren in zee en dus ook onze voedselproductie. Het bedrijf Bionic Yarn zoekt hier een oplossing voor. Het zal deze troep gebruiken om spijkerbroeken van te maken.

Slide 19 - Tekstslide