Argumenteren 4 havo - week 1

NL leerdoelen week 1 periode 4

Ik kan onderscheid maken tussen standpunt & argument, feitelijke & waarderende argumenten en 
tegenargument & weerlegging.

Ik kan onderscheid maken tussen feiten en meningen.





argumenteren
blz 191

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NL leerdoelen week 1 periode 4

Ik kan onderscheid maken tussen standpunt & argument, feitelijke & waarderende argumenten en 
tegenargument & weerlegging.

Ik kan onderscheid maken tussen feiten en meningen.





argumenteren
blz 191

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

argument
als je een mening/standpunt hebt, onderbouw je die met argumenten.
Een argument geeft aan waarom je iets vindt.

(Dus ) ik vind.... (=mening/standpunt)
want (=argument)

Slide 3 - Tekstslide

Een argument kan feitelijk zijn of waarderend.

Slide 4 - Tekstslide

Een feitelijk argument is gebaseerd op feiten. Je kan het opzoeken of het klopt en daar is dan geen discussie meer over mogelijk.
Let op: een feitelijk argument heeft niet waar te zijn. 
Vb: In 4H1 zitten alleen jongens--> dit kan je opzoeken en dan zul je zien dat het niet waar is. Toch is dit een feitelijk argument.

Slide 5 - Tekstslide

Een waarderend argument bevat een waardeoordeel. Het is niet voor iedereen hetzelfde en er kan dus over gediscussieerd worden. Een waarderend argument moet vaak extra ondersteund worden met feiten.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1
blz 192

Slide 7 - Tekstslide

1. Wat is het argument?
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Dit argument is
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 9 - Quizvraag

2. Wat is het argument?
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Dit argument is
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 11 - Quizvraag

Aan welk signaal herken je het argument?
timer
0:30

Slide 12 - Open vraag

3. Wat is het argument?
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Dit argument is
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 14 - Quizvraag

4. Wat is het argument?
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Dit argument is
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 16 - Quizvraag

Aan welk signaal herken je het argument?
timer
0:30

Slide 17 - Open vraag

5. Wat is het argument?
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Dit argument is
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 19 - Quizvraag

Aan welk signaal herken je het argument?
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

6. Wat is het argument?
timer
1:00

Slide 21 - Open vraag

Dit argument is
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 22 - Quizvraag

Tegenargument: je gaat in op het standpunt van de andere partij.
Weerlegging: je gaat in op het argument van de andere partij.

Slide 23 - Tekstslide

opdracht 3
blz 193

Slide 24 - Tekstslide

1. Wat is het standpunt?
A
Aangezien ... is
B
moet ... reizen

Slide 25 - Quizvraag

B is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 26 - Quizvraag

C is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 27 - Quizvraag

2. Wat is het standpunt?
A
Iedereen ... eten
B
De ... behandeld

Slide 28 - Quizvraag

B is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 29 - Quizvraag

C is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 30 - Quizvraag

3. Wat is het standpunt?
A
Doordat ... trekt
B
heeft ... invloed

Slide 31 - Quizvraag

B is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 32 - Quizvraag

C is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 33 - Quizvraag

4. Wat is het standpunt?
A
Het ... gekomen
B
Iedereen ... stemmen

Slide 34 - Quizvraag

B is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 35 - Quizvraag

C is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 36 - Quizvraag

5. Wat is het standpunt?
A
Het ... raketaanval
B
Het ... bestookt

Slide 37 - Quizvraag

B is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 38 - Quizvraag

C is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 39 - Quizvraag

6. Wat is het standpunt?
A
Mensen ... gaan
B
Dat ... vakantie

Slide 40 - Quizvraag

B is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 41 - Quizvraag

C is
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 42 - Quizvraag

NN Cursus 6: Argumenteren, paragraaf 1
leeractiviteit week 1: je hebt de opdrachten 1 t/m 8 gemaakt en nagekeken.

Slide 43 - Tekstslide