H2 stoffen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Stofeigenschappen

Een stof is niets anders dan een verzameling gelijksoortige, kleine deeltjes die moleculen worden genoemd.

Moleculen bestaan uit nog kleinere deeltjes: atomen 

Elke stof heeft een unieke combinatie van stofeigenschappen. Er zijn dus geen twee precies dezelfde stoffen.

H​2​​0

Stofeigenschappen

• kleur                                                
• geur                                               
• smaak                                               
• fase bij kamertemperatuur     
• oplosbaarheid in water            
• dichtheid                                  
• geleidingsvermogen voor elektrische stroom                                                                                                          

• geleidingsvermogen  voor warmte 
• brandbaarheid  
•  kookpunt
• smeltpunt             

Welke eigenschap is geen stofeigenschap ?

1. smaak
2. geur
3. vorm
4. smelpunt

Welke eigenschap is geen stofeigenschap ?

1. massa
2. kookpunt
3. dichtheid
4. kleur

Gevaar...

Extra

R-zin staat voor risico

S-zin staat voor veiligheid (engels safety)

licht ontvlambaar

corrosief

giftig

Wat zijn de stofeigenschappen?

1. geur en massa
2. geur en brandbaarheid
3. geur en vorm

huiswerk

maak de opgaven 1 t/m 8  van paragraaf 1

eigenschappen van moleculen

Molecuulmodel gebaseerd op:

-Kleinste deeltje van een stof , met nog die eigenschappen van die stof, heet molecuul

-Molecuul is voor elke stof verschillend

-Moleculen zijn altijd in beweging

-Moleculen trekken elkaar aan

huiswerk

maak de opgaven 1 t/m 11 van paragraaf 2

massa en volume

Massa is een maat voor de hoeveelheid stof.

Je meet de massa met een weegschaal of balans.

de grootheid van massa is m

de eenheid van massa is kilogram (kg)

Volume is een maat voor de hoeveel ruimte die een stof inneemt.

De grootheid van volume is V

 de eenheid is liter (L) of kubieke decimeter (dm3)

bepalen massa

de massa meet je met een digitale weegschaal of een balans.

omrekenen: 1 kg =1000 g

1g = 1000 mg

omrekenen

huiswerk

maak de opgaven 1 t/m 16 van paragraaf 3

De massa = 10 g.
Het volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?

1. 5 : 10 = 0,5 g/cm3
2. 10 : 5 = 2 g/cm3
3. 5 x 10 = 50 g/cm3

De massa = 15 g.
De dichtheid = 3 g/cm3
Bereken het volume.

1. 15 : 3 = 5 cm3
2. 3 : 15 = 0,2 cm3
3. 15 x 3 = 45 cm3

huiswerk

maak de opgaven 1 t/m 13 van paragraaf 4