De eigenschappen van individuen van één soort zijn daardoor net iets verschillend.
Eigenschappen waardoor een individu een grotere overlevingskans heeft,
worden ...................................... doorgegeven aan nakomelingen.
Wanneer populaties van één soort worden gescheiden spreken we
van ........................................ . Ze passen zich eventueel aan en veranderen, uiteindelijk
kunnen ze niet meer met elkaar voortplanten.
Dit gaat over uitgangspunt:
Dit gaat over uitgangspunt:
Dit gaat over uitgangspunt:
geslachtelijke
celdeling
altijd
nooit
minder vaak
vaker
isolatie
natuurlijke selectie
variatie in genotype
ontstaan van nieuwe soorten
Slide 2 - Sleepvraag
Slide 3 - Tekstslide
Verklaar dat dit nog niet betekent dat de Yangtze-variant een aparte soort is
Slide 4 - Open vraag
Zo'n twintig procent van de teken in Nederland is geïnfecteerd met de borrelia-bacteri (Borrelia burgdorferi) en kan deze bacterie overbrengen op mensen. De bacterie is de veroorzaker van de ziekte van Lyme. Mensen met deze ziekte hebben vaak last van vermoeidheid en gewrichtsproblemen. Als een arts de ziekte van Lyme vaststelt bij een patiënt schrijft de arts een antibioticum voor. Artsen zijn echter terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Door veelvuldig gebruik van antibiotica kunnen namelijk resistente bacteristammen ontstaan. Beredeneer hoe door het gebruik van een antibioticum een resistente bacteriestam kan ontstaan.
Slide 5 - Open vraag
Populatiegenetica
Je kent de regel van hardy- en weinberg en kunt deze toepassen in verschillende situaties
=
Erfelijkheidsleer voor populaties
Slide 6 - Tekstslide
Texelaars zijn schapen die meestal een witte vacht hebben. Er bestaan ook blauwe Texelaars. Hun vacht is bruingrijs en de ondervacht is blauwachtig van kleur. Het gen voor een witte vacht is dominant. Een heterozygoot mannetje paart met een heterozygoot vrouwtje. Hoe groot is de kans dat een nakomeling uit deze kruising een blauwe Texelaar is?
Slide 7 - Open vraag
Kansen
Bij kruising tussen koppels is de kans op ieder allel altijd 1/2
(op bord)
bij populaties is dat anders
Slide 8 - Tekstslide
Genen poel
alle genen van 1 populatie
Genotypefrequentie:
fractie BB/ Bb/ bb op totaal
Allelfrequentie
fractie B / b op totaal
Slide 9 - Tekstslide
Bepaal de genotype- en allelfrequenties in de afgebeelde populatie. Tel vervolgens de genotypefrequenties bij elkaar op. Doe dat ook voor de allelfrequenties. Had je die uitkomsten verwacht?
Slide 10 - Open vraag
Conclusie
Som van alle genotypefrequenties = 1
werken we later verder uit
Som van alle allelfrequenties = 1
Frequentie allel B noemen we p
Frequentie allel b noemen we q
p+q=1 (BINAS 93 D3)
Slide 11 - Tekstslide
uitwerken
allelfrequentie gaan nu in kruisingsschema (op het bord)
wat is de kans op de verschillende genotypes in de volgende generatie?
Slide 12 - Tekstslide
Conclusie
genotypefrequenties: p2 + 2pq + q2 = 1
= freq. BB + freq Bb + freq bb = 1
allelfrequenties: p+q=1
=freq B + freq b =1
tip: zet altijd de genotypen/allelen onder de algemene formules
Slide 13 - Tekstslide
Oefenopgave (1)
1) algemene regels noteren
2) toewijzen allelen aan p/q
3) noteren wat je weet
4) doorrekenen
tip: begin altijd met homozygoot recessief
Slide 14 - Tekstslide
Oefenopgave (2)
Deze geïisoleerde vogelpopulatie bestaat uit zesentwintig individuen. De meeste hebben gele vleugels, twee van de zesentwintig hebben witte vleugels veroorzaakt door het recessieve allel.
Bereken de allelfrequentie en bereken de genotypefrequentie van deze populatie.