H20 - persoonsvorm en onderwerp

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 1E

Vandaag...
- Start hoofdstuk 20: pv + ow
- oefenen in Numo

Leerdoel:
- Ik weet wat de kenmerken en functie van de persoonsvorm en het onderwerp zijn in een zin.
- Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn.

Huiswerk maandag 3 april
Maken: hoofdstuk 20, opdracht 1 t/m 7




1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 1E

Vandaag...
- Start hoofdstuk 20: pv + ow
- oefenen in Numo

Leerdoel:
- Ik weet wat de kenmerken en functie van de persoonsvorm en het onderwerp zijn in een zin.
- Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn.

Huiswerk maandag 3 april
Maken: hoofdstuk 20, opdracht 1 t/m 7




Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Glossy

Slide 4 - Tekstslide

Numo
- Ga naar www.numo.nl.
- Klik op 'inloggen'.

- Korte schoolcode: ICK
-  Gebruikersnaam: 6 cijfers van Magister 
- Wachtwoord: Numo-01

Slide 5 - Tekstslide

Vandaag
  • Je weet hoe je de persoonsvorm kunt vinden 
  • Je weet hoe je het onderwerp kunt vinden 
  • Je weet hoe je het gezegde kunt vinden 
  • Je weet hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • Maak van de zin een vraag. De pv komt nu vooraan in de zin te staan.
Ik ga mijn huiswerk maken --> Ga ik mijn huiswerk maken?

  • De persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Hoe laat heb jij afgesproken? -->Hoe laat had jij afgesproken?

  • Zet het onderwerp in het meervoud (of juist in het enkelvoud)
Mijn neef gaat drie weken op vakantie --> Mijn neven gaan drie weken op vakantie


Slide 7 - Tekstslide

Zet de zin in een andere volgorde
De trein arriveert een uur te laat op het perron.

In de vakantie mocht Marilou op Texel samen met een instructeur een tandemsprong maken.


Slide 8 - Tekstslide

Zet de zin in een andere volgorde
De trein / arriveert / een uur te laat / op het perron.

In de vakantie / mocht / Marilou / op Texel / samen met een instructeur / een tandemsprong / maken.


Slide 9 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zin verdeel je volgens een aantal stappen in zinsdelen:

1. De persoonsvorm is 1 zinsdeel
2. Alles wat voor de persoonsvorm staat vormt 1 zinsdeel
3. Alle andere werkwoorden in de zin vormen samen 1 zinsdeel
4. Alle woorden die samen voor de persoonsvorm zouden kunnen staan, vormen samen 1 zinsdeel. 

Slide 10 - Tekstslide

Zet streepjes tussen de zinsdelen


In deze gemeente rijdt de helft van de bewoners in een Volvo.

Zestig journalisten uit twaalf landen onderzochten maandenlang het Europese voetbal.

Slide 11 - Tekstslide



In deze gemeente / rijdt / de helft van de bewoners / in een Volvo.

Zestig journalisten uit twaalf landen / onderzochten / maandenlang / het Europese voetbal.

Slide 12 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is een zinsdeel. Voor de persoonsvorm kan maximaal 1 zinsdeel staan. De persoonsvorm kan ook aan het begin van de zin staan; dan staat er dus geen zinsdeel voor. 

De dieren uit de dierentuin /  worden / altijd  / heel wild / van alle nieuwsgierige bezoekers.


Slide 13 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin:

Koperen draden kunnen goed elektriciteit begeleiden.
A
goed
B
begeleiden
C
draden
D
kunnen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin:

Waarom zouden vrouwelijke militairen volgens jou geen generaal mogen worden?
A
zouden
B
mogen
C
worden
D
geen generaal mogen worden

Slide 15 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen:
Zo’n smartphone lijkt me voor reizigers bijzonder handig.

Slide 16 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen:
De mens zou de malariamug volledig kunnen uitroeien.

Slide 17 - Open vraag

Onderwerp
Zoek eerst de pv in de zin. Het onderwerp van de zin vind je door antwoord te geven op de vraag: wie/wat + pv? 

De dieren uit de dierentuin worden altijd heel wild van alle nieuwsgierige bezoekers.


(Tip: als je de pv in het enkelvoud of meervoud zet, verandert het ow mee)


Slide 18 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Mijn oude kat gaat waarschijnlijk binnenkort dood.
A
Mijn oude kat
B
kat
C
gaat dood
D
waarschijnlijk binnenkort

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide