werkwoorden

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden
'doe- woorden' 

(Ze vertellen wat er gebeurt of wat iets/ iemand doet)

Zonder werkwoord heb je geen zin. 


Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
  • persoonsvorm
  • voltooid deelwoord
  • het hele werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm (pv)
  • Elke zin heeft een pv;
  • Je kunt de tijdproef gebruiken om de pv te vinden
vb. Hij wandelt elke dag met de hond  --> Hij wandelde elke dag met de hond.
vb. Wij gaan vandaag naar school--> Wij gingen vandaag naar school. 
       

Slide 4 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
  • Staat vaak achteraan in de zin. 
vb. Wij hebben met elkaar gebeld
  • In de zin staat ook een persoonsvorm van 'hebben', 'worden' of 'zijn'. 
vb. Sander en Juul hebben een ijs gegeten
vb. Suus en Anouk worden gebracht
vb. Mirte en Bente zijn vertrokken. 

Slide 5 - Tekstslide

Het hele werkwoord
Tip: Ga altijd eerst op zoek naar de PV (tijdproef). De andere werkwoorden zijn dan een vdw of het hele werkwoord.

vb. Ik ga fietsen                        vb. Zij hebben gewandeld
     Ik    ging   fietsen                         Zij hadden gewandeld
          pv      heel ww                                   pv             vdw

Slide 6 - Tekstslide

Welke woorden horen bij 'werkwoorden'?
A
fiets, paard, auto
B
wandelen, zwemmen, gamen
C
De, het, een
D
boos, blij, aardig

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is de persoonsvorm?
De honden blaffen hard
A
De
B
honden
C
blaffen
D
hard

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is de persoonsvorm?
De leerlingen hebben de opdracht begrepen.
A
Leerlingen
B
hebben
C
opdracht
D
begrepen

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is het voltooid deelwoord?
De leerlingen hebben de lessen gevolgd.

A
Leerlingen
B
hebben
C
lessen
D
gevolgd

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is het hele werkwoord?
De jongen gaat voetballen.
A
jongen
B
gaat
C
voetballen

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is juist?
Sanne en Lizzy willen wandelen.

A
willen= heel werkwoord wandelen = heel werkwoord
B
willen= pv wandelen= heel werkwoord
C
willen= pv wandelen= voltooid deelwoord

Slide 12 - Quizvraag