NN7 HV2 - Herhalen

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


Slide 1 - Tekstslide

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


Slide 2 - Tekstslide

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek

Slide 3 - Tekstslide

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Terugblik zinsdelen + samengestelde zinnen
  • Oefentoets (in LessonUp)
  • Leren voor de toets
Leerdoelen:
Ik kan zinsdelen herkennen in een zin.
Ik kan hoofd- en bijzinnen herkennen in samengestelde zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet

  • lijdend voorwerp (lv)
     Wat/Wie + wg + ow ?




  • naamwoordelijk gezegde (ng)
     zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is
        - werkwoordelijk deel: koppelwerkwoorden
        - naamwoordelijk deel: zet je tussen haken

  • meewerkend voorwerp (mv)
     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

  • bijwoordelijke bepaling (bwb)
     Overige ww in de zin. Geeft antwoord op       
     vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz. 

Slide 8 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 10 - Tekstslide

Welke bewering is waar?
A
Er zijn acht koppelwerkwoorden.
B
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een onderwerp.
C
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat meestal een lijdend voorwerp.

Slide 11 - Quizvraag

Noteer van de zinnen persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng). Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).
Vioolspelen bleek voor mijn hyperactieve broertje een prima uitlaatklep.

Slide 12 - Open vraag

Noteer van de zinnen persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng). Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).
Deze oude molen wordt binnenkort verkocht aan de hoogste bieder.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het dikgedrukte zinsdeel?

Waarom geef je JE OUDE SPORTSCHOENEN aan zo’n naar jongetje?

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het dikgedrukte zinsdeel?

Wie van die jongens zal straks ONZE KLASSENVERTEGENWOORDIGER worden?
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het dikgedrukte zinsdeel?

De rattenvanger is nooit meer NAAR HAMELEN teruggekeerd.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel

Slide 16 - Quizvraag

Maak een zin die alleen bestaat uit een onderwerp, een werkwoordelijk gezegde en een bijwoordelijke bepaling. Het onderwerp is 'het nieuwe zwembad'.

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin die alleen bestaat uit een onderwerp, een naamwoordelijk gezegde en een bijwoordelijke bepaling. Het onderwerp is 'het nieuwe zwembad'.

Slide 18 - Open vraag

Welke bewering is waar?
A
In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achter in de zin.
B
In een enkelvoudige zin staan één of meer persoonsvormen.

Slide 19 - Quizvraag

Wist je dat skeleton een vorm van sleeën op een bobsleebaan is?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 20 - Quizvraag

Zullen we morgen naar het strand gaan of wil je liever naar de dierentuin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 21 - Quizvraag

De oudere kinderen mochten mee naar het feest, maar de kleintjes moesten thuisblijven.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 22 - Quizvraag

Omdat Dennis vliegangst heeft, gaat hij altijd met de auto op vakantie.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!
Leren voor de toets:
  • maak een samenvatting 
  • bekijk de uitlegfilmpjes
  • oefen via NN Online
  • of lezen in je leesboek  

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 14 oktober:
Noteer je vragen


Slide 25 - Tekstslide