- Je gebruikt de stam van het werkwoord (=inf - -en) om de ik-vorm te maken. De klank van de ik-vorm moet hetzelfde zijn als die van de inf.
inf = lopen (de klank is oo)
stam = lop (want: lopen - en = lop)
ik-vorm = loop (want de klank moet hetzelfde blijven als de inf)
- Met de ik-vorm kun je de jij/u/hij/zij/het-vorm maken: ik-vorm + t
- Uitzondering: je of jij achter de pv ('je' alléén als je het kunt vervangen door 'jij') --> je schrijft dan de ik-vorm.