Grammatica blok 1 1KT

Grammatica - Blok 1
1KT2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica - Blok 1
1KT2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les:
- Kan je uitleggen wat een werkwoord is.
- Kun je alle werkwoorden vinden in een zin.
- Kun je goede zinnen schrijven waarin je de werkwoorden op een goede manier gebruikt. 

Slide 2 - Tekstslide



Zinsontleding
= Ieder stukje zin een naam geven.


Mijn vader | repareert | de auto.





Woordbenoeming
= Ieder woord in een zin een naam geven.

Mijn = bezittelijk voornaamwoord
vader = zelfstandig naamwoord
repareert = ?
de = lidwoord
auto = zelfstandig naamwoord



Theorie (zinsontleding en woordbenoeming)

Slide 3 - Tekstslide

Mijn vader repareert de auto.
Wat voor woord is 'repareert'?

Slide 4 - Open vraag

Welke hele werkwoorden
ken je?

Slide 5 - Woordweb

Theorie (werkwoorden)
= doe-woorden

  • Ze vertellen wat er gebeurt of wat iets/iemand doet.
  • Iedere zin heeft minimaal één werkwoord.
  • 'spelen', 'schijnen' en 'draaien' zijn voorbeelden van hele werkwoorden.
  • Werkwoorden passen zich aan. Ze kunnen verschillende vormen hebben:
    Ik speel                           Jullie hebben gespeeld
    Wij spelen                     Hij speelde

Slide 6 - Tekstslide

TIP VAN DE DAG
Zet steeds 'ik', 'jij' of 'wij' vóór een woord.
Verandert het mee, dan is het een werkwoord!

Hij vond Nederlands het leukste vak van de wereld.

Ik vond, jij vond, wij vonden.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is GEEN werkwoord?
A
speelde
B
het
C
vouwen
D
willen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is GEEN werkwoord?
A
belden
B
zijn
C
gefietst
D
vriend

Slide 9 - Quizvraag

Wat was de tip van de dag??

Slide 10 - Open vraag

Aan de slag!

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica Blok 1
Herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Amy
1. Ik heb een hond.
2. Ik heb een elektrische fiets.
3.  Ik ben vroeger een keer gebeten door een ezel. 

Slide 13 - Tekstslide

Welke is niet waar?
A
Ik heb een hond.
B
Ik heb een elektrische fiets.
C
Ik ben vroeger een keer gebeten door een ezel.

Slide 14 - Quizvraag

Zwemt
Werkwoord
Geen werkwoord
Zon
Hond
Picknick
Vriend
Verkoop
Huiswerk

Slide 15 - Sleepvraag

Bedenk een werkwoord dat niet eindigt op -en.

Slide 16 - Woordweb

Wat kan je voor een woord zetten om te controleren of het een werkwoord is?

Slide 17 - Open vraag

Weet je nog een andere manier om te controleren of een woord een werkwoord is?

Slide 18 - Open vraag

Theorie (werkwoorden)
= doe-woorden

  • Ze vertellen wat er gebeurt of wat iets/iemand doet.
  • Iedere zin heeft minimaal één werkwoord.
  • 'spelen', 'schijnen' en 'draaien' zijn voorbeelden van hele werkwoorden.
  • Werkwoorden passen zich aan. Ze kunnen verschillende vormen hebben:
    Ik speel                           Jullie hebben gespeeld
    Wij spelen                     Hij speelde

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 8 t/m 11, 17 t/m 19. 
Klaar? Verder werken aan je boeken TOP 10.

 Is die ook af? Heel goed! Steek dan even je vinger op.

Slide 20 - Tekstslide