Opbouw en structuur van een tekst

Opbouw en structuur van een tekst
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opbouw en structuur van een tekst

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de opbouw en structuur van een tekst herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de opbouw en structuur van een tekst?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
De inleiding van een tekst introduceert het onderwerp en kan ook de opbouw van de tekst aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middenstuk
Het middenstuk van een tekst behandelt de verschillende kanten van het onderwerp, ook wel deelonderwerpen genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste structuur
Langere teksten hebben vaak een vaste structuur, zoals de voor- en nadelenstructuur.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slot
Het slot van een tekst kan bestaan uit een laatste beschrijving, een verwijzing naar het begin of een samenvatting/conclusie.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Logische verbanden
In een goed opgebouwde tekst vind je logische verbanden tussen zinnen en alinea's.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
Signaalwoorden worden gebruikt om relaties tussen zinnen en alinea's aan te geven.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1
Lees de volgende alinea en bepaal welk signaalwoord het verband aangeeft: 'Ik wilde graag naar het feestje, maar ik had ook veel huiswerk.'

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 2
Lees de volgende alinea en bepaal welk signaalwoord het verband aangeeft: 'De film was spannend. Bovendien waren de acteurs erg goed.'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 3
Lees de volgende alinea en bepaal welk signaalwoord het verband aangeeft: 'Het regende, dus ik nam mijn paraplu mee.'

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 4
Lees de volgende alinea en bepaal welk signaalwoord het verband aangeeft: 'De cake was heerlijk. Daarom nam ik een tweede stuk.'

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 5
Lees de volgende alinea en bepaal welk signaalwoord het verband aangeeft: 'Het was druk in de stad, echter vond ik snel een parkeerplek.'

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassing
Lees de volgende tekst en beantwoord de vragen over de opbouw en structuur.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijlage
Overzicht van veelvoorkomende tekststructuren en signaalwoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Een goed opgebouwde tekst heeft een logisch verband tussen de tekstdelen en elk deel heeft zijn eigen functie. Inleiding introduceert het onderwerp, middenstuk behandelt deelonderwerpen, slot kan bestaan uit beschrijving, verwijzing of samenvatting. Signaalwoorden helpen bij het herkennen van relaties tussen zinnen en alinea's.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
Wat heb je geleerd over de opbouw en structuur van een tekst? Wat vond je het meest interessant of nuttig?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde
Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.