Introductie les Maatschappijwetenschappen Binding

Maatschappijwetenschappen 
  • Wat heb je nodig? (werkboek en studiewijzer)
  • Samenwerken en collegialiteit
  •  discipline
  • Begrijpend lezen, vragen stellen en overleg
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Maatschappijwetenschappen 
  • Wat heb je nodig? (werkboek en studiewijzer)
  • Samenwerken en collegialiteit
  •  discipline
  • Begrijpend lezen, vragen stellen en overleg

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw
  • Planning conform studie wijzer
  • Korte introductie docent van het hoofdstuk
  • Opdrachten/casussen verdelen in 2 groepen
  • Aan de slag
  • Bespreken opdrachten klassikaal en zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Tips voor een goed resultaat
Lees vooraf de afgesproken paragrafen
Leer de begrippen en maak de parate kennisvragen conform planning.
Als je de theorie begrijpt dan pas kun je aan de slag met de casus/opdrachten.

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
Bindingen

Slide 4 - Woordweb

H 1. De intensiteit van bindingen
Definitie van bindingen.
Wat zijn bindingen? 

Onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, leden van een groep , in de maatschappij en op het niveau van de staat

Bindingen tussen mensen zijn er in allerlei vormen, op verschillende niveau en verschillen in mate van intensiteit.

Slide 5 - Tekstslide

 Bindingen
1. Economische binding

2. Politieke binding

3. Kennisbinding

4. Gevoelsbinding

Slide 6 - Tekstslide

VERSCHILLENDE SOORTEN BINDINGEN
GEVOEL
ECONOMIE
KENNIS
POLITIEK

Slide 7 - Tekstslide

Bindingen

Slide 8 - Tekstslide

Economische bindingen
Afhankelijkheden die te maken hebben met de productie en distributie van schaarse goederen.
  • Kleding, onderdak, voedsel
  • Financiele steun overheid
  • Goedkope producten
  • Economische relaties tussen landen

Slide 9 - Tekstslide

Politieke bindingen

  • Afhankelijkheid  die te maken heeft met de politieke macht die mensen hebben.  
  • De overheid maakt wetten en regels die veiligheid en zorg bieden
  • De overheid heeft ook het monopolie op geweld.

Slide 10 - Tekstslide

Affectieve bindingen
Afhankelijkheden die te maken hebben met positieve en negatieve gevoelens van mensen voor elkaar
Emotionele steun
Liefdesparen, gezinnen en families. Identificatie en solidariteit


Slide 11 - Tekstslide

cultuur
affectieve bindingen komen voort uit dezelfde normen en waarden die mensen hebben.
Dus uit cultuur.

oa. religie maar natuurlijk nog veel meer.
het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben

Slide 12 - Tekstslide

Cognitieve binding

Afhankelijkheden die te maken hebben met het feit dat mensen van elkaar leren.
Binding op het gebied van kennis:
ontwikkelen, overdragen, verborgen houden

Slide 13 - Tekstslide

Combinatie van bindingen
  • Je moeder geeft je zakgeld
  • welke bindingen?

  • - gevoelsbinding
  • - economische binding
  • - kennisbinding

Slide 14 - Tekstslide

Socialisatie
Het levenslang proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep en de samenleving waartoe mensen behoren. Het proces staat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Sociale ongelijkheid
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie. Dit kan leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse hooggewaardeerde zaken en een ongelijke waardering en behandeling

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Groepsvorming
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen, doordat ze elkaar beinvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Wie hoort er wel en niet tot de groep. Wie wordt er wel en niet tot de groep toegelaten? (uitsluiting en insluiting)

Slide 19 - Tekstslide

Sociaal relevant
Betekenis hechten aan /ontlenen aan gemeenschappelijke waarden, belangen en doeleinden en mogelijke (inter) actie
Kan betrekking hebben op de reacties van anderen die het betrokken kenmerk zelf niet hebben (kleding, leeftijd, lichaamsomvang, huidskleur, godsdienst)

Slide 20 - Tekstslide

Formele en informele groepen
Formeel: vast omschreven doelen,vastgelegde regels en procedures, bepaalde rollen structuur en hierarchie
Informeel: stilzwijgende bindingen zonder vastgelegde doelen en normen
dropping out, uitsluiting en discriminatie



Slide 21 - Tekstslide

Anomie
Een toestand van onzekerheid over welke normen nog binden.
Dit is het tegenovergestelde van sociale cohesie?
Wanneer kan dit gebeuren?
Wat zijn de  voor en nadelen lidmaatschap van een groep?

Slide 22 - Tekstslide

Sociale instituties
Een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Sociale cohesie

Mensen zijn afhankelijk van elkaar, en hebben bindingen met elkaar, zoals gevoelsbindingen, economische bindingen, politieke bindingen en kennisbindingen.
Als mensen zich met elkaar verbonden voelen, noemen we dit sociale cohesie.



Slide 25 - Tekstslide

Bevorderen sociale cohesie
Wederzijdse afhankelijkheid of het eigen belang van mensen Participatie samenleving, mantelzorg
Dwang of Macht (geweld) ordevraagstuk
Gedeelde waarde en normen (samenhorigheisbesef)


Slide 26 - Tekstslide

Gevolgen van conflicten
1. Afname van sociale cohesie
2. Versterking van sociale cohesie binnen de verschillende partijen
3. Sociale verandering
4. Blokkeren van sociale veranderingen

Slide 27 - Tekstslide

Sociale cohesie: normatief
Sociale cohesie wordt vaak gezien als iets positiefs. 
 
Een teveel aan samenhang kan ook negatieve effecten hebben: zij die niet tot de groep behoren kunnen worden buiten gesloten. 

Sociale cohesie leidt dan tot
intolerantie en conflicten met mensen die als
outsiders worden gezien.

Slide 28 - Tekstslide

Identiteit?

Slide 29 - Woordweb

 Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoud en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwd voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn kennis over de groep(en) waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt
  • Persoonlijke identiteit (uniek) 
  • Sociale identiteit ( groep, rol)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Sociale controle
Hieronder verstaan we een middel waarmee de maatschappij of groepen in de samenleving de mensen zo onder druk zetten dat ze zich aan de algemeen geldende regels en normen houden

Slide 32 - Tekstslide

2. Sociale controle

Slide 33 - Tekstslide

sociale controle
Informele sociale controle: elkaar wijzen op normen en waarden van de groep

Formele sociale controle: Vanuit beroep of functie wijzen op de regels.

Slide 34 - Tekstslide

Individualisering
Het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op verschillende terreinen kunnen vergroten

Slide 35 - Tekstslide

Gezag 
Macht  (die als legitiem beschouwd wordt) van bepaalde (beroeps)groepen en van hun overdracht van en controle over waarde en normen

Slide 36 - Tekstslide

Macht
Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten

Slide 37 - Tekstslide

13. Met je ouders heb je voornamelijk:
A
Gevoelsbindingen
B
Politieke bindingen
C
Economische bindingen
D
Kennis bindingen

Slide 38 - Quizvraag

Mensen voelen zich met elkaar verbonden:
A
Sociale Cohesie
B
Sociale controle
C
Identiteit
D
Internalisatie

Slide 39 - Quizvraag

Als Nederland het over de zwarte pieten discussie heeft zie je..
A
Weinig Sociale Cohesie
B
Veel Sociale Cohesie
C
Een wij-groep tegen een zij-groep

Slide 40 - Quizvraag

Wijkactiviteiten bevorderen de sociale cohesie in een wijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Bij je vriendengroep heb je het gevoel dat je er bij hoort.
A
affectieve bindingen
B
cognitieve bindingen
C
economische bindingen
D
politieke bindingen

Slide 42 - Quizvraag

Door de globalisering is de internationale handel toegenomen.

Dit is een voorbeeld van:
A
Gevoelsbindingen.
B
Kennisbindingen.
C
Economische bindingen.
D
Politieke bindingen.

Slide 43 - Quizvraag

Bij deze binding gaat het om collectieve diensten en goederen
A
affectieve bindingen
B
cognitieve bindingen
C
economische bindingen
D
politieke bindingen

Slide 44 - Quizvraag


Wikipedia is een mooi voorbeeld van globalisering op het gebied van:
A
Gevoelsbindingen.
B
Kennisbindingen.
C
Economische bindingen.
D
Politieke bindingen.

Slide 45 - Quizvraag

4 typen bindingen
- Affectieve bindingen: bindingen waar bepaalde emoties bij komen kijken.
- Cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis.
- Economische bindingen: bindingen die te maken hebben met werk of goederen die nodig zijn voor je dagelijks bestaan.
- Politieke bindingen: Bindingen die te maken hebben met de politiek en zaken die door de politiek geregeld worden.

Slide 46 - Tekstslide

Bindingen voorbeelden


  1. Gevoelsbindingen; door de media en technologie weet je wat er over de hele wereld gebeurt. 
  2. Economische bindingen: handel over de hele wereld. 
  3. Kennisbindingen; door internet kun je makkelijker informatie en kennis delen. 
  4. Politieke bindingen; landen moeten meer samenwerken om problemen op te lossen. 

Slide 47 - Tekstslide

Met je ouders heb je verschillende bindingen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 48 - Quizvraag

bindingen:
  • Affectieve bindingen: emotionele bindingen
  • Cognitieve bindingen: gebied van kennis
  • economische bindingen: belangrijk voor het bestaan
  • politieke bindingen: nodig om de maatschappij te regelen
Mensen zijn afhankelijk van elkaar en daardoor met elkaar verbonden.
Er zijn vier typen bindingen.
Mensen hebben gevoelens voor elkaar. Liefde maar ook vriendschap. Denk aan familie, vrienden
1 persoon weet niet alles en is dus afhankelijk van anderen die dingen weten of uitzoeken voor ze, zoals doktoren, docenten, journalisten etc.
Om te bestaan hebben we andere nodig. Voor voedsel, om een huis te krijgen, voor vervoer etc.
De overheid heeft de macht dingen te regelen. Zorg, verkeer, belastingen etc. Dit noemen we collectieve goederen en diensten.

Slide 49 - Tekstslide