Je weet wat een woordformule is en kunt deze gebruiken.
Je weet wat variabelen zijn.
Je weet wat eenheden zijn.
Je weet wat een richtingscoёfficiёnt (r.c.) is
en kunt deze vinden in een lineaire formule.
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
berekenen
Slide 2 - Tekstslide
Bovenbouw
Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.
Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen.
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Leerdoelen
Je weet wat een lineaire formule is
en kunt deze snel herkennen in een formule.
Je weet wat een lineair verband is.
Je kunt een lineaire grafiek tekenen bij een lineaire formule.
Je weet wat het minimum van een grafiek is.
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
berekenen
Slide 3 - Tekstslide
Bovenbouw
Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.
Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen.
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Terugblik
Welke grafiek is een constante, of horizontale grafiek?
Welke grafieken zijn vloeiende krommen?
Welke grafieken zijn lineair?
Welke grafiek stijgt steeds langzamer? En welke steeds sneller?
Welke grafiek daalt steeds langzamer?
Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?
Welke grafiek is periodiek?
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als je een bijbaan hebt, dan verdien je meer wanneer je meer gewerkt hebt.
Hierbij zeggen de inkomsten en tijd iets over elkaar, ofwel
tussen de variabelen inkomsten en tijd bestaat een verband.
Woordformule: Inkomsten in € = 3 + 5 x tijd in uren
Letterformule: :I = 3 + 5t
I: inkomsten in €en t: tijd in uren
Vergeet bij de verklaring van de letters niet de eenheden, hier € en uren.
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
3.2: Lineaire grafiek bij formule
begingetal = € 3,-
stijggetal = 5, ofwel richtingscoefficient = 5
De stijging gaat elk uur even hard, dus stijgt het in een rechte lijn. Het is eenlineaire formule, ofwel eenlineair verband.
Hierbij kun je eenlineaire grafiektekenen.
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € en t: tijd in uren
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
________________________
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Slide 7 - Tekstslide
Bespreken welke variabele je bij de assen zet
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Slide 8 - Tekstslide
minimum en maximum bepalen
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
I: inkomsten in euro, zie de horizontale as
t: tijd in euro, zie verticale as
Slide 9 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = 3
Slide 10 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
tabel maken om de grafiek te kunnen tekenen
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Slide 11 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
Slide 12 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
I = 3 + 5 x 10 = € 53
Controlepunt:
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
Slide 13 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
I = 3 + 5 x 10 = € 53
Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
Slide 14 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
I = 3 + 5 x 10 = € 53
Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
Slide 15 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
I = 3 + 5 x 10 = € 53
Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
__________________________________
Slide 16 - Tekstslide
Maximum en minimum bepalen.
Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t
I: inkomsten in € t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in €
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Minimum: begingetal = € 3
I = 3 + 5 x 10 = € 53
Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
__________________________________
Verdiensten bijbaan
Slide 17 - Tekstslide
Altijd afmaken met een titel
3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als er een grafiek getekend is, dan is het:
Minumum (begingetal): het laagste punt van de grafiek (dus van de lijn, niet van het assenstelsel).
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Even oefenen
Sjaak houdt een feestje. De chips koopt hij via een website. Hierbij hoort onderstaande formule.
Denk bij de letterformule aan de verklaring voor de letters.
En RC = -0,5
Besproken leerdoelen
Je weet wat een (wiskundig) verband is.
Je weet wat een woordformule is en kunt deze gebruiken.
Je weet wat variabelen zijn.
Je weet wat eenheden zijn.
Je weet wat een richtingscoёfficiёnt (r.c.) is
en kunt deze vinden in een lineaire formule.
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
berekenen
Slide 21 - Tekstslide
Bovenbouw
Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.
Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen.
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Besproken leerdoelen
Je weet wat een lineaire formule is
en kunt deze snel herkennen in een formule.
Je weet wat een lineair verband is.
Je kunt een lineaire grafiek tekenen bij een lineaire formule.
Je weet wat het minimum van een grafiek is.
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
berekenen
Slide 22 - Tekstslide
Bovenbouw
Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.
Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen.
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.