Spelling: werkwoordsvormen

Spelling
Doel: je kunt werkwoorden en woorden met de juiste spelling opschrijven. 


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Doel: je kunt werkwoorden en woorden met de juiste spelling opschrijven. 


Slide 1 - Tekstslide

Spel
- je zit twee spinners.
- elke keer wordt de spinner gedraaid: 1x voor het werkwoord en 1x voor de vorm van het werkwoord. 
- je schrijft de vorm van het werkwoord op een blaadje.
- de leerling met de meeste correct gespelde werkwoorden wint. 

Slide 2 - Tekstslide

Vorm van het werkwoord
Werkwoord 

Slide 3 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Doel: je leert wanneer je woorden aan elkaar of los schrijft en wanneer je een tussenklank of een koppelteken gebruikt. 



Slide 4 - Tekstslide

Samenstellingen
Als het om één persoon, dier of ding gaat schrijf je twee woorden aan elkaar:
- profvoetballer
- raceauto
-dwergkonijn
-plattegrond

Slide 5 - Tekstslide

Hij tekent een
A
rode hond
B
rodehond

Slide 6 - Quizvraag

Bij de kinderopvang heerst er…….
A
rodehond
B
rode hond

Slide 7 - Quizvraag

Sven Kramer is een…..
A
lange baan schaatser
B
lange baanschaatser
C
langebaanschaatser

Slide 8 - Quizvraag

Dit weer is het resultaat van een ………
boven de oceaan.
A
hoge drukgebied
B
hogedrukgebied
C
hoge druk gebied
D
hogedruk gebied

Slide 9 - Quizvraag

Heb je pijn in je hoofd? Zal ik je….
A
hoofd kussen?
B
hoofdkussen?

Slide 10 - Quizvraag

De leerling rende……. uit het lokaal.
A
snel weg
B
snelweg

Slide 11 - Quizvraag

Tussen -n, -s of -er
Meestal kun je twee woorden aan elkaar plakken, maar soms komt er een tussenklank bij:
Tussen -n: als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én het meevoud eindigt op -en -> kattenkop.
Tussen -s: als je de -s hoort -> arbeidsmarkt.
Tussen -er: Je schrijft -er tussen twee woorden bij woorden die eindigen in het meervoud op -eren-> kindertrui, eierdopje.

Slide 12 - Tekstslide

lap + pop

Slide 13 - Open vraag

rund + gehakt

Slide 14 - Open vraag

stad + muur

Slide 15 - Open vraag

peer + sap

Slide 16 - Open vraag

kind + stoel

Slide 17 - Open vraag

Koppelteken
Sommige samenstellingen schrijf je met een koppelteken (-):
- Bij aardrijkskundige namen -> West-Friesland, Noord-Amerikaans.
- Als er een klinkerbotsing is -> zo-even, astma-aanval

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf het woord goed op:
noordgroningen

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het woord goed op:
vanille-ijs

Slide 20 - Open vraag

Schrijf het woord goed op:
gummijas

Slide 21 - Open vraag

schrijf het woord goed op:
zuidfrankrijk

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het woord goed op:
tosti-ijzer

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk:
Je krijgt van mij een schrift: zet je naam op het schrift en lever deze na de les bij mij in!!

Maken: stencil H. 26 
Spelling: stencil

Slide 24 - Tekstslide