EVE Klas 4 Spelling: PTA Spelling

PTA Spelling
Alles wat je moet weten voor het PTA.

Oefenen in LessonUp, methode Nieuw Nederlands, via cambiumned.nl, enz.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

PTA Spelling
Alles wat je moet weten voor het PTA.

Oefenen in LessonUp, methode Nieuw Nederlands, via cambiumned.nl, enz.

Slide 1 - Tekstslide

Flexuur
Tijdens het flexuur worden andere onderdelen van spelling uitgelegd.
Tijdens deze lessen gaan we alleen met werkwoordspelling aan de slag!
Dus voor extra uitleg spelling: inschrijven voor flexuur spelling

Slide 2 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Let op: dit schema geldt in de verleden tijd alleen voor zwakke werkwoorden.
Sterke werkwoorden veranderen namelijk van klank.
    
Sterk werkwoord: 
lezen - las
geven - gaf
   vergeet - vergat

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen van personen, dieren, bedrijven en aardrijkskundige namen.
  • En mevrouw Van Dijk / J. van Dijk of Jannie van Dijk

Slide 5 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
  • De meeste Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegen we net als  zwakke Nederlandse werkwoorden. Gebruik hiervoor dus het 't kofschip. bijv: (rugbyen) ik rugby, jij rugbyt, wij rugbyen, ik rugbyde, wij rurbyden.
  • Eindigt de stam van het Engelse werkwoord op een dubbele medeklinker, dan laten we in de enkelvorm één medeklinker weg. ( stressen) Ik stres, jij strest, wij stressen.
  • Als het Engelse werkwoord met één klinker geschreven wordt, maar uitgesproken wordt als een lange klank, verdubbelen we de klinker. ( promoten) Ik promoot, jij promoot, wij promoten, ik promootte, wij promootten, gepromoot.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Zo kort mogelijk opschrijven!

Het afgebrande huis.
De verbrede straat.


Slide 7 - Tekstslide

Tussen -n -s
De tussenklank -s- wordt geschreven in samenstellingen waarin deze wordt gehoord:
stationsplein, hartsvriendin

De tussenklank -n-:
Je schrijft de tussenletters -(e)n- als het éérste deel een zelfstandig naamwoord is met alléén een meervoud op -en of -n. Dus: bejaardenflat, kattenbak, eikenboom, krantenkop

Slide 8 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord
De meervoudsuitgangen van de meeste zelfstandige naamwoorden zijn:
-(e)n, –s,  -eren
paard - paarden
beker - bekers
ei - eieren
Soms moet je de laatste letter van het enkelvoud verdubbelen, anders krijg je een verkeerde uitspraak:
pak - pakken
les - lessen
Soms moet je een klinker weglaten:
paal - palen
beer - beren
boom - bomen
Soms verandert de laatste letter bij de -s of de -f:
huis - huizen
neef - neven

Slide 9 - Tekstslide

Koppelteken
Bij klinkerbotsing
Bij naam van getrouwde vrouwen mevrouw Jansen-Vos
Woorden met voor voegsels (ex-, interim-, adjunct-)
Voor een hoofdletter (on-Nederlands)
Combinatie titels en beroepen
Aardrijkskundige namen

Slide 10 - Tekstslide

Trema
De regels:

  1. Als je in één woord twee opeenvolgende klinkers niet als één klank mag lezen, zet je op de tweede klinker een trema: ruïne.
    (Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld: petroleum, opticien).


     
  2. Veel woorden die eindigen op –ee, krijgen in het meervoud -ën: ideeën.


     
  3. Als de klemtoon op de lettergreep met -ie valt, voeg ik in het meervoud ë toe: melodieën.
    Als de klemtoon niet op de lettergreep met –ie valt, zet ik in het meervoud het trema op de e van –ie: poriën.
     
 

Slide 11 - Tekstslide

Leesteken
Komma (,): rust/ pauze in de zin, tussen delen van een opsomming, tussen 2 persoonsvormen
Punt (.): eind van een zin, bij sommige afkortingen
Puntkomma (;): tussen 2 zinnen die sterk met elkaar samenhangen
Dubbele punt (:): bij een aanhaling, bij een opsomming, in plaats van "want"
Aanhalingstekens ( "... "): bij directe rede (iets wat iemand letterlijk zegt), bij overdrijving
Vraagteken (?): na een directe vraag
Uitroepteken (!): als iemand direct roept, bevel/ waarschuwing

Slide 12 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
In het Nederlands heb je veel samengestelde
woorden. Dit zijn twee of meer woorden die
aan elkaar zijn geplakt. Als je één persoon,
dier of ding bedoelt, dan schrijf je het aan elkaar
(bijvoorbeeld: profvoetballer, dwergkonijn,
computernetwerk).
Als je samengestelde woorden los schrijft,
verandert de betekenis van de zin.
x Wat een prachtige rode wijnglazen.
(de wijnglazen zijn rood van kleur)
x Wat een prachtige rodewijnglazen.
(de glazen zijn bedoeld voor rode wijn)

Slide 13 - Tekstslide

Persoonlijk of bezittelijk naamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat (meestal) verwijst naar een levend wezen (persoonlijk).

Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).

Slide 14 - Tekstslide