3m - H2

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar
- Laptop
- Binas
- Telefoon in ZAKKIE
- Jas uit en over je stoel
- Naambordje

Slide 2 - Tekstslide

Wat neem je mee?
- Boek
- Laptop
- Geo
- Rekenmachine
- Pen/potlood/gum
- Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap
- BINAS

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de drie eigenschappen van het 
deeltjesmodel uitleggen.

Je kunt beschrijven hoe moleculen bewegen 
in een vast stof, een vloeistof en een gas.

Je kunt uitleggen wat er gebeurt bij de 
verschillende faseovergangen.

Je kunt het ontstaan van mist, dauw en rijp uitleggen.

Slide 4 - Tekstslide

Moleculen
.



Watermolecuul                        Suikermolecuul                               CO2-molecuul      

Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen, die kunnen we niet zien

Slide 5 - Tekstslide

Deeltjesmodel
De moleculen van een stof...
  1. ... veranderen niet
         Als de fase veranderd, blijven de moleculen hetzelfde
  2. ... bewegen voortdurend
         Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller ze bewegen
  3. ... trekken elkaar aan
     
       Hoe dichter bij elkaar, hoe sterker de kracht

Slide 6 - Tekstslide

Fasen en fasenovergangen

Slide 7 - Tekstslide

Mist








Mist ontstaat als waterdamp in de lucht condenseert

Slide 8 - Tekstslide

Dauw









Dauw ontstaat als waterdamp op voorwerpen condenseert

Slide 9 - Tekstslide

Rijp 









Als het de temperatuur onder het vriespunt ligt, ontstaat er rijp (kleine ijskristallen) i.p.v. dauw

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe luchtdruk ontstaat en deze meten.

Je kunt het verband tussen de hoogte en grootte van de luchtdruk uitleggen.

Je kunt gasdruk uitleggen en deze meten.

Je kunt de absolute druk berekenen als je de overdruk kent en andersom.

Slide 11 - Tekstslide

De luchtdruk

Slide 12 - Tekstslide

De luchtdruk
Hoe hoger je komt,
hoe lager de druk

Zie BINAS tabel 26

Slide 13 - Tekstslide

De luchtdruk meten
Met een barometer meet je hoe groot de luchtdruk is.

Slide 14 - Tekstslide

Druk
Druk is een grootheid: Hoeveel kracht drukt er op 1 m²

Het symbool:  p
De eenheid:     pascal (Pa)

1 Pa is hetzelfde als 1 newton per vierkante meter (N/m²)
1 bar = 100 000 Pa
1 mbar = 100 Pa = 1hPa

Slide 15 - Tekstslide

Hoge- en lagedrukgebieden
Hogedrukgebied: Luchtdruk is hoger dan omliggend gebied = goed weer

Lagedrukgebied: Luchtdruk is lager dan omliggend gebied = slecht weer

Slide 16 - Tekstslide

Gasdruk
Moleculen botsen tegen de wand aan.

Slide 17 - Tekstslide

Overdruk
Overdruk meet je met een manometer

Absolute druk = overdruk + luchtdruk

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de werking van een vloeistofthermometer en bimetaal uitleggen.

Je kunt het deeltjesmodel gebruiken om het verband tussen druk en temperatuur uit te leggen.

Je kunt het deeltjesmodel gebruiken om het absolute nulpunt uit te leggen en rekenen met de kelvinschaal.

Slide 19 - Tekstslide

Temperatuur
Temperatuur is een grootheid ( )

 Hoe sneller de deeltjes bewegen, hoe hoger de temperatuur.

Slide 20 - Tekstslide

Thermometer
Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof in de buis uit.

Slide 21 - Tekstslide

Thermometer ijken

Slide 22 - Tekstslide

Bimetaalthermometer
Het ene metaal reageert sterker op temperatuurverschil, dan de andere.

Slide 23 - Tekstslide

Elektronische thermometer

Slide 24 - Tekstslide

Absolute nulpunt
De deeltjes staan stil. Er is dus geen druk. Dit is bij -273 graden Celsius

Slide 25 - Tekstslide

Kelvinschaal
T (in K) = T (in C) + 273
T (in C) = T (in K) - 273

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt met een grafiek de hoogte van het
dauwpunt bepalen
.

Je kunt uitleggen waar het dauwpunt van af hangt.

Je kunt stap voor stap beschrijven op welke manier
stapelwolken, bliksem en donder ontstaan.

Je het verschil beschrijven tussen mooiweerwolken
en buienwolken.


Slide 27 - Tekstslide

Het dauwpunt
  • De lucht bevat water(gas)
  • De maximale hoeveelheid kun je zien in de temperatuur - grafiek
  • als de lucht afkoelt gaat het condenseren bij het dauwpunt

Slide 28 - Tekstslide

Hoe ontstaat dauw?


Hoe minder waterdamp, hoe kleiner het dauwpunt

Slide 29 - Tekstslide

Ontstaan van stapelwolken
Door temperatuurverschil ontstaat een luchtbel.
De luchtbel koelt af tot het dauwpunt en vormt een stapelwolk

Slide 30 - Tekstslide

Verschillende soorten wolken
Mooiweerwolk: weinig temperatuurverschil; de luchtbel stijgt niet zo snel.
Buienwolk: veel temperatuur verschil; de luchtbel stijgt snel.

Slide 31 - Tekstslide

Onweer
  • Wanneer de luchtbellen zeer snel opstijgen kan er onweer ontstaan. 
  • Dit komt omdat ijskristallen en
    waterdruppels langs elkaar
    bewegen en zo elektriciteit
    maken!

Slide 32 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 33 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 34 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 35 - Open vraag