Les 2 Examentraining onderdeel 2 - Indeling recht

Examentraining onderdeel 2
Indeling recht
Hoofdstuk 1 en hoofdstuk 9


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Examentraining BKRMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Examentraining onderdeel 2
Indeling recht
Hoofdstuk 1 en hoofdstuk 9


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 (K)
De kandidaat herkent welke rechtsgebieden (personen- en familierecht, vermogensrecht, arbeidsrecht, strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht, sociale zekerheidsrecht, belastingrecht en verzekeringsrecht) tot het privaatrecht of publiekrecht behoren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schema rechtsgebieden
Maak voor jezelf (zonder aantekeningen te bekijken!!) het schema van de rechtsgebieden en schrijf daarbij per rechtsgebied een aantal steekwoorden op waar dat rechtsgebied over gaat. 

15 minuten
individueel
inleveren per mail: bejd@summacollege.nl

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

burger - burger
overheid - burger

Slide 4 - Tekstslide

Laat de studenten het schema van de tweede les erbij pakken en het schema aanvullen met de tekst die in het witte vlak staat. Dit zijn ezelsbruggetjes om het onderscheid goed te kunnen maken. 
Tot welk rechtsgebied behoort het verzekeringsrecht?

A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2 (T)
De kandidaat stelt in een situatie vast of het privaatrecht of publiekrecht van toepassing is.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Johnny vraagt bij de gemeente Tilburg een bijstandsuitkering aan op grond van de Participatiewet.
Welk recht is van toepassing?
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Johnny krijgt via de politierechter te horen dat hij uiteindelijk wordt veroordeeld. Welk recht is van toepassing?
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Johnny is het niet eens met het bedrag dat hij aan belasting moet betalen, omdat er volgens hem een fout is gemaakt. Hij onderneemt stappen.
Welk recht is hier van toepassing?
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Johnny en zijn buurman hebben ruzie met elkaar over de erfgrensafscheiding. Welk recht is hier van toepassing?
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Johnny wil een BV oprichten. Welk recht is hier van toepassing?
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3 (K)
De kandidaat herkent een natuurlijk persoon en rechtspersoon.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen vs. rechtspersonen
Bij het recht zijn natuurlijke personen en rechtspersonen betrokken.

Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed die voor zichzelf handelen. Bijv.: trouwen, kopen, eigenaar zijn.

Rechtspersonen: juridische constructie die ervoor zorgt dat een bedrijf of organisatie handelingen in het recht kan verrichten. De stichting, de vereniging, de BV (besloten vennootschap) en de NV (naamloze vennootschap) zijn voorbeelden van rechtspersonen. Er zijn ook publiekrechtelijke rechtspersonen, bijv. de gemeente, de Staat, de Provincie.

Natuurlijke en rechtspersonen kunnen dus handelen in het privaatrecht. Ze kunnen eigenaar zijn van een stuk grond, koopovereenkomsten sluiten en werknemers aannemen.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen
bestaan door verwekking / geboorte!

Gewone natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

Bedrijfsmatige natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
eenmanszaak
maatschap
vennootschap onder firma (v.o.f.)
commanditaire vennootschap (c.v.)
Rechtspersonen (bedrijven of organisaties)

Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting
Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
Besloten vennootschap (B.V.)
Naamloze vennootschap  (N.V.)
Coöperatie (bijv. Campina)
Onderlinge waarborgmaatschappij

Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
Stichting
Vereniging

Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW)
Staat, Provincie, Gemeente
Waterschap

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Henk Jansen is directeur van zijn B.V.
Is Henk een natuurlijk persoon of een rechtspersoon?
A
Henk is een natuurlijk persoon
B
Henk is een rechtspersoon

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de B.V. van Henk?
A
De B.V. is een natuurlijk persoon
B
De B.V. is een rechtspersoon

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.4 (T)
De kandidaat motiveert in een situatie of er sprake is van handelingsbekwaamheid door toepassing van de artikelen 1:233, 1:234 , 1:381 en 3:32 BW.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Merel (15) koopt van haar zakgeld een nieuwe trui van 50 euro.
Is Merel handelingsbewkaam hiervoor?

Noteer je antwoord en leg uit. Benoem ook de wetsartikelen.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soufyan (23) is onder curatele gesteld in verband met een geestelijke stoornis. Met oudjaar koopt hij 50 oudejaarsloten bij de Bruna.
Is Soufyan handelingsbewkaam hiervoor en zo nee, wat is het gevolg?

Motiveer jouw antwoord en benoem ook de wetsartikelen die van belang zijn.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies