Naamwoordelijk gezegde

Wk 24: lesplanning
  • herkansing leestoets methodeversie
  • koppelwerkwoord / naamwoordelijk gezegde (zelfstandig programma doorlopen) 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wk 24: lesplanning
  • herkansing leestoets methodeversie
  • koppelwerkwoord / naamwoordelijk gezegde (zelfstandig programma doorlopen) 

Slide 1 - Tekstslide

Goed om te weten.....
In leerjaar 3 wordt verwacht dat je de woordsoorten en zinsdelen uit leerjaar 1 en 2  kent. In leerjaar 3 is sowieso minder tijd voor herhaling. Zorg dus dat je de basis  hebt. Je kunt volgend jaar altijd nog bij de documenten in drive. 

Een lastig woordsoort is het koppelwerkwoord. Hier gaan de volgende dia's over. 

Slide 2 - Tekstslide

leerlingen die de toets herkansen:
  • Zoek een plek voorin de klas, schuif tafels uit elkaar.
  • Vul een toetsblaadje in.
Overige leerlingen:
  • Pak je leesboek (we lezen 10 minuten)
  • Na 10 minuten open je lespresentatie wk 24 en volg je de stappen in dia 3 en verder.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Maak een aantekening van de onderstaande informatie:
Er zijn 9 koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. 

De laatste 3 zijn paars gekleurd, aangezien die nauwelijks worden gebruikt. Schrijf ze wel op om je aantekening compleet te maken, maar richt je vooral op de eerste  6. Vind je het moeilijk ze allemaal te onthouden? Gebruik dan dit ezelsbruggetje: ZWoBBeLS HDV
Zijn Worden Blijven Blijken Lijken Schijnen Heten Dunken Voorkomen

Slide 4 - Tekstslide

Vanaf nu maak je aantekeningen van informatie die jij belangrijk vindt. Ik geef dit dus niet meer aan in de dia.

Slide 5 - Tekstslide

Wat doet een kww? 
Het koppelwerkwoord koppelt informatie aan het onderwerp. Die informatie bestaat uit naamwoorden (bijvoeglijke naamwoorden  en/of zelfstandige naamwoorden). Een combinatie van deze 2 is mogelijk. 

De informatie zegt iets over wat het onderwerp IS. Stel de vraag: Wat is + het onderwerp?


Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen....
Oom Jan is reuze aardig.

Wat is oom Jan? Antwoord: Reuze aardig.

In deze voorbeeldzin koppelt het koppelwerkwoord IS de informatie 'reuze aardig' aan het ondewerp 'oom Jan'. 


Slide 7 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
De Rabobank blijft een belangrijke klant voor ons. 
Wat blijft de Rabobank?  Antwoord: een belangrijke klant

In deze voorbeeldzin koppelt het koppelwerkwoord BLIJFT de informatie 'een belangrijke klant' aan het onderwerp 'De Rabobank'.  Ook in deze zin IS het onderwerp iets, namelijk een belangrijke klant. 
Waarom is het antwoord niet: 'een belangrijke klant voor ons'? Omdat je informatie alleen uit bijvoeglijke en of zelfstandige naamwoorden bestaat! 'Voor' is een voorzetsel en 'ons' is een persoonlijk voornaamwoord.


Slide 8 - Tekstslide

Laatste voorbeeld.....
Marieke wordt door haar broer geplaagd. 

In deze voorbeeldzin zit geen koppelwerkwoord. 'Wordt' is wel afkomstig van de koppelwerkwoord, maar koppelt hier geen informatie  aan het onderwerp. 'Wordt' zou in deze zin dus een hulpwerkwoord zijn en 'geplaagd' een zelfstandig werkwoord. 
Maar geplaagd zegt toch iets over Marieke? Het zegt wat er met haar gebeurt, maar het zegt niets over Marieke zelf. 'Geplaagd' is bovendien een werkwoord en de informatie mag alleen uit zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden bestaan. 


Slide 9 - Tekstslide

Pak je oortjes erbij. Luister naar de uitleg in het filmpje in de volgende dia. Maak aantekeningen in je schrift. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Nu je het filmpje hebt bekeken, begrijp je als het goed is de informatie hieronder. 

1 ww in de zin: kww / zww

meerdere ww in de zin:
1. Staat er een vdw? kww /zww
2: Laatste werkwoord in de zin is een kww/zww

Overige ww zijn hulpwerkwoorden
worden
zijn
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen

Slide 12 - Tekstslide

Noteer in je schrift het koppelwerkwoord en welke informatie aan het onderwerp wordt gekoppeld.
  1. Pieter is nooit een productieve werknemer geweest.
  2. Breien is voor deze mannen heel makkelijk.
  3. Erna is lang ziek geweest.
  4. De minister blijft altijd een vriendelijke man.
  5. Met twee linkerhanden word je nooit een goede bouwvakker.
  6. Achteraf bleek deze kruiwagen de beste.
  7. Tot grote verbazing werd onze collega na de loterijtrekking miljonair.
Let op: de info bestaat uit  bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden (soms hoort hier een lidwoord bij)

Slide 13 - Tekstslide

Had je ook deze antwoorden? 

  1. Pieter is nooit een productieve werknemer geweest (kww)
  2. Breien is(kww) voor deze mannen heel makkelijk.
  3. Erna is lang ziek geweest(kww).
  4. De minister blijft (kww)altijd een vriendelijke man.
  5. Met twee linkerhanden word (kww)je nooit een goede bouwvakker.
  6. Achteraf bleek (kww)deze kruiwagen de beste.
  7. Tot grote verbazing werd (kww)onze collega na de loterijtrekking miljonair.
Woorden als 'altijd' en 'nooit' mag je niet in de informatie opnemen, het zijn namelijk geen bnw of znw's.

Slide 14 - Tekstslide

Stapje verder....
Je kent tot nu toe alleen het werkwoordelijk gezegde (wwg). Maar in deze les leer je nog een ander gezegde: het naamwoordelijk gezegde (nwg). 

Eigenlijk weet je hier alles al voor. Kijk maar in de volgende dia. 

Slide 15 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde (nwg)
Alleen als er een koppelwerkwoord in de zin staat (en dus daadwerkelijk informatie koppelt aan het onderwerp), heb je met een naamwoordelijk gezegde te maken. De zinnen in dia's 13 en 14 bevatten allemaal een koppelwerkwoord en dus automatisch een naamwoordelijk gezegde. 

Slide 16 - Tekstslide

Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit de informatie die wordt gekoppeld aan het onderwerp + uit alle werkwoorden in de zin (dus niet alleen het koppelwerkwoord.

Voorbeeld:
Hij blijft de leukste leraar.
info: de leukste leraar = nd
ww: blijft = wd
nwg: blijft de leukste leraar (nd+wd)

De informatie noemen we vanaf nu het naamwoordelijk deel (nd). De werkwoorden noemen we  het werkwoordelijk deel (wd). 

Slide 17 - Tekstslide

Pak je oortjes erbij. Luister naar de uitleg in het filmpje in de volgende dia. Maak aantekeningen in je schrift. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Opdrachten maken
Let op: sommige opdrachten komen bekend voor, die heb je al een keer gemaakt. Nu maak je ze vast beter!


2v: blz. 82 opdracht 9, blz. 84 opdracht 11, blz. 130 opdracht 3.
De antwoorden ontvang je per mail.
2hv: blz. 124 opdracht 10, blz. 126 opdracht 12, blz. 171 opdracht 5.
De antwoorden ontvang je per mail.

Slide 20 - Tekstslide