Naamvallen: 1e naamval & ein-Gruppe incl bezitt vnw




de 1e naamval (Nominativ) & ein-Gruppe
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les




de 1e naamval (Nominativ) & ein-Gruppe

Slide 1 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
Deze lidwoorden gebruik je bij het onderwerp van de zin.

voorbeeld: (De) Lehrer hat sein Buch vergessen.
Wie/wat hat vergessen? -> (de) Lehrer

dus: 
ond. +1 m = Der Lehrer (hat sein Buch vergessen).

Slide 2 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
Onderwerp: der Lehrer

(Een) Lehrer hat sein Buch vergessen.

ond +1 m = Ein Lehrer

Slide 3 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
(Zijn) Lehrer hat sein Buch vergessen.
(Haar) Lehrer...
(Mijn) Lehrer...
(Jullie) Lehrer...

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Ein Lehrer hat sein Buch vergessen.
Mein Lehrer...
Unser Lehrer...
Ihr Lehrer...


M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein

Slide 6 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
Een Lehrerin hat ihr Buch vergessen.
ond +1 v = eine Lehrerin

(Mijn) Lehrerin hat ihr Buch vergessen.
mijn = mein
hier: ond +1 v = eine Lehrerin
dus ook : meine Lehrerin
ein-Gruppe:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein

Slide 7 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
(Zijn) Schwester ist lieb.
ond +1 v = seine Schwester

(Jouw) Vater ist groß.
ond +1 m = dein Vater

(Uw) Buch ist dick.
ond +1 o = Ihr Buch ist dick.

Slide 8 - Tekstslide

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
Aantekening: 
Neem de tabel én de ein-Gruppe over in een schrift vanuit je boek. Je hebt deze nodig voor de volgende opdracht!

1. Kies het juiste bezittelijke vnw
2. Kijk dan goed of zelfst.nw erachter m/v/o/mv is.
3. Vul dan wel of niet uitgang -e erachter.

Slide 9 - Tekstslide

Warum ist (haar) Freundin hier?
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 10 - Quizvraag

Juiste antwoord: B

Waarom?

ond. +1 v = ihre Freundin
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein

Slide 11 - Tekstslide

Gestern hat (mijn) Vater mich abgeholt.
1/4
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine

Slide 12 - Quizvraag

(Uw) Freunde sind alle hier!
2/4
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 13 - Quizvraag

Morgen fliegt (jouw) Oma nach Berlin.
3/4
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine

Slide 14 - Quizvraag

(Ons) Dorf ist sehr klein.
4/4
A
Uns
B
Unse
C
Unser
D
unsere

Slide 15 - Quizvraag

Nu zelf! Let op, je moet het op de juiste manier opschrijven:

ond +1 m = mein Vater
ond +1 mv = deine Schwestern
ond +1 o = Ihr Buch



Ken je de ein-Gruppe al uit je hoofd? Dan gaat het nog makkelijker! Markeer of schrijf in rood wat opvalt of lastig voor je is!
Let op de spaties bij het typen!!!

Slide 16 - Tekstslide

Wie viel hat (jouw) Bruder ausgegeben?
1/8

Slide 17 - Open vraag

(Mijn) Mutter hat uns gebracht.
2/8

Slide 18 - Open vraag

Hat (onze) Lehrerin gut erklärt?
3/8

Slide 19 - Open vraag

(Het) Buch ist nicht spannend.
4/8

Slide 20 - Open vraag

Hat (haar) Mann den Brief geschrieben?
5/8

Slide 21 - Open vraag

Wo sind (zijn) Freunde geblieben?
6/8

Slide 22 - Open vraag

(De) Stier hat mich nicht gesehen.
7/8

Slide 23 - Open vraag

Wann ist (jouw) Opa eigentlich hier?
8/8

Slide 24 - Open vraag

M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
ein-Gruppe:
mijn - mein
jouw - dein
zijn - sein
haar - ihr
onze - unser
jullie - euer
hun - ihr
uw - Ihr
geen - kein
Herhaling:  
Heb je de tabel én de ein-Gruppe overgenomen in een schrift vanuit je boek? Je moet deze nu uit je hoofd gaan leren - van korte termijn naar lange termijngeheugen! Opschrijven helpt!

1. Kies het juiste bezittelijke vnw
2. Kijk dan goed of zelfst.nw erachter m/v/o/mv is.
3. Vul dan wel of niet uitgang -e erachter.

Slide 25 - Tekstslide

Samenvatting!
  • Het onderwerp krijgt altijd de 1e naamval
  • Het zelfstandig naamwoord van het onderwerp bepaalt het geslacht
  • De bezittelijke voornaamwoorden, de woorden uit de ein-Gruppe, krijgen dezelfde uitgang als 'ein' in de tabel

Slide 26 - Tekstslide

Snap je nu hoe het
met de bezitt.vnw en 1e naamval werkt?

Slide 27 - Poll

Slide 28 - Tekstslide