9.5 Bloedvaten 5V 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 9.5 Bloedvaten
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 9.5 Bloedvaten

Slide 1 - Tekstslide

Doel 9.5 (overig)
Je leert hoe de bloedvaten gebouwd zijn
Je leert hoe de bloedstolling verloopt
Je leert hoe cellen stoffen met het bloed uitwisselen



Slide 2 - Tekstslide

1

Slide 3 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 4 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 5 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 6 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met
tight-junctions. Er kunnen
nauwelijks stoffen tussen de cellen
door.
Meeste stoffen via diffusie,
endocytose, exocytose.

Slide 7 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 2: glad endotheel met poriën.
Op plekken waar extra capaciteit
nodig is: hersenen, nieren en alvleesklier.

Slide 8 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 3: endotheel met open structuur.
In organen waar veel contact
tussen bloed en orgaan nodig
is: lever, milt en rode beenmerg.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bloedstolling

Slide 11 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde en bereikbare basale membraan en vormen een
plaatjesprop

Slide 12 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die
zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren
rond het bloedvat.

Slide 13 - Tekstslide

Propvorming
Bloedstolling

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Bloedstolling 
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af. Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Weefselbeschadiging (extrinsiek) bevorderd dit proces, maar het verloopt ook zonder als bloedplaatjes klonteren.

Slide 17 - Tekstslide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt een enzym aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatge weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 20 - Tekstslide

Lymfe

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Bij de haarvaten vindt de uitwisseling van stoffen plaats tussen bloed en weefsel.
De bloeddruk perst een deel van het bloedplasma (met zuurstof, aminozuren, glucose) tussen de endotheelcellen en door de poriën (indien aanwezig) het weefsel in (tussen de weefselcellen).
Bloedplasma buiten bloedvaten heet weefselvloeistof.

Slide 24 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
De bloeddruk neemt af van 4,6 kPa naar 2,3 kPa tussen begin en eind haarvat.

Slide 25 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
In het bloed achtergebleven eiwitten (te groot om het bloedvat te verlaten) zorgen voor een colloïd osmotische druk.

Slide 26 - Tekstslide

Wat was osmose ook alweer?

Slide 27 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).

Slide 28 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Deze NFD zorgt er voor dat veel weefselvloeistof aan het einde van een haarvat weer terugstroomt het haarvat in (met afvalstoffen, CO2).

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Dagelijks ongeveer 20L van bloedplasma -> weefselvloeistof. Ongeveer 10% blijft achter in de weefsels.

Het lymfesysteem zorgt er voor dat deze weefselvloeistof weer terug komt in de bloedbaan

Slide 31 - Tekstslide

Lymfesysteem
Weefselvloeistof wordt
verzameld in lymfevaten.
Het heet dan lymfe.

Slide 32 - Tekstslide

Lymfesysteem
Lymfevaten hebben
kleppen om te zorgen
dat de lymfe de goede
kant op stroomt.

Slide 33 - Tekstslide

Lymfesysteem
Via de borstbuis bij de
sleutelbeenader weer het bloed
in.

Bloedplasma=weefselvloeistof
=lymfe.

Slide 34 - Tekstslide

Doel 9.5 (overig)
Je hebt geleerd hoe de bloedvaten gebouwd zijn
Je hebt geleerd hoe de bloedstolling verloopt
Je hebt geleerd hoe cellen stoffen met het bloed uitwisselen



Slide 35 - Tekstslide

Begrippen 9.5 (overig)
slagaders,haarvaten, aders, dekweefsel, basale membraan, bindweefsel, glad spierweefsel, kleppen, plaque, atherosclerose, infarct, bloedplaatjes, bloedstolling, plaatjesfactor, tromboplastine, cascade, stollingsfactoren, protrombine, trombine, fibrinogeen, fibrinedraden, bloedstolsel, tight-junctions, filtratiedruk, weefselvloeistof, colloïd-osmotische druk, lymfesysteem, lymfe, kleppen


Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Leerweg B.
9.5: alle vragen

Slide 37 - Tekstslide