10.5 Bloedvaten

10.5 Bloedvaten
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Wat zijn de 3 verschillen tussen aders en slagaders?
2. Uit welke 3 lagen bestaat de wand van aders en slagaders?
3. Hoe noemen we de kleine adertjes die door de weefsels heen lopen?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

10.5 Bloedvaten
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Wat zijn de 3 verschillen tussen aders en slagaders?
2. Uit welke 3 lagen bestaat de wand van aders en slagaders?
3. Hoe noemen we de kleine adertjes die door de weefsels heen lopen?

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen:
11. Je beschrijft de bouw en functie van de 3 typen bloedvaten
12. Je beschrijft de bloedstolling.
13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat.
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfevatenstelsel
 

Slide 2 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 4 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

atherosclerose
infarct

Slide 8 - Tekstslide

Lezen: blz 65 en 66 
1. Hoe ontstaat een plaque in een ader?
2. Wat zijn mogelijke gevolgen van een plaque?
3. Bekijk Binas 84 O. Wat is de cascade die optreedt bij een beschadiging aan het bloedvat?

Zie ook de link naar bioplek.org vlgd slide
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Propvorming
Bloedstolling

Slide 11 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde en bereikbare basale membraan en vormen een
plaatjesprop

Slide 12 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die
zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren
rond het bloedvat.

Slide 13 - Tekstslide

Bloedstolling 
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af. Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Weefselbeschadiging (extrinsiek) bevorderd dit proces, maar het verloopt ook zonder als bloedplaatjes klonteren.

Slide 14 - Tekstslide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt het enzym streptokinase aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatige weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 17 - Tekstslide

leerdoelen:
11. Je beschrijft de bouw en functie van de 3 typen bloedvaten
12. Je beschrijft de bloedstolling.

Maak nu opgave 49 t/m 55 
 
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

par 10.5 deel 2 
leerdoelen:

13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat.
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfevatenstelsel
 

Slide 19 - Tekstslide

 bouw type 1 haarvat
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met
tight-junctions. Er kunnen
nauwelijks stoffen tussen de cellen
door.
Meeste stoffen via diffusie,
endocytose, exocytose.

Slide 20 - Tekstslide

 bouw haarvat type 2
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 2: glad endotheel met poriën.
Op plekken waar extra capaciteit
nodig is: hersenen, nieren en alvleesklier.

Slide 21 - Tekstslide

bouw haarvat type 3
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 3: endotheel met open structuur.
In organen waar veel contact
tussen bloed en orgaan nodig
is: lever, milt en rode beenmerg.

Slide 22 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
De bloeddruk neemt af van 4,6 kPa naar 2,3 kPa tussen begin en eind haarvat.

Slide 23 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
In het bloed achtergebleven eiwitten (te groot om het bloedvat te verlaten) zorgen voor een colloïd osmotische druk.

Slide 24 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).

Slide 25 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Deze NFD zorgt er voor dat veel weefselvloeistof aan het einde van een haarvat weer terugstroomt het haarvat in (met afvalstoffen, CO2).

Slide 26 - Tekstslide

Weefselvloeistof

Slide 27 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Dagelijks ongeveer 20L van bloedplasma -> weefselvloeistof. Ongeveer 10% blijft achter in de weefsels.

Het lymfesysteem zorgt er voor dat deze weefselvloeistof weer terug komt in de bloedbaan

Slide 28 - Tekstslide

Lymfesysteem
Weefselvloeistof wordt
verzameld in lymfevaten.
Het heet dan lymfe.

Slide 29 - Tekstslide

Lymfesysteem
Lymfevaten hebben
kleppen om te zorgen
dat de lymfe de goede
kant op stroomt.

Slide 30 - Tekstslide

Lymfesysteem
Via de borstbuis bij de
sleutelbeenader weer het bloed
in.

Bloedplasma=weefselvloeistof
=lymfe.

Slide 31 - Tekstslide

leerdoelen:
13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat.
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfevatenstelsel

Maak nu opgave 56 t/m 60 ( evt herh vragen niet)
 

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Maak par 10.5 opgave 56 t/m 60

51, 56 en 58 niet

Slide 33 - Tekstslide