10.5 Bloedvaten

10.5 Bloedvaten
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Noem 2 verschillen tussen aders en slagaders?
2. Hoe noemen we de kleine adertjes die door de weefsels heen lopen?
3. Wat gebeurd er als je aders beschadigd raken? 


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

10.5 Bloedvaten
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Noem 2 verschillen tussen aders en slagaders?
2. Hoe noemen we de kleine adertjes die door de weefsels heen lopen?
3. Wat gebeurd er als je aders beschadigd raken? 


Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
1. Terugblik practicum
2. Uitleg 9.5 
3. Aan de slag met leerdoelen 9.5

Slide 2 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 4 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lezen: Kopje bloedstolling (blz. 65-66)
1. Hoe ontstaat een plaque in een ader?
2. Wat zijn mogelijke gevolgen van een plaque?
3. Bekijk Binas 84O. Wat is de cascade die optreedt bij een beschadiging aan het bloedvat?
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde en bereikbare basale membraan en vormen een
plaatjesprop

Slide 9 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die
zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren
rond het bloedvat.

Slide 10 - Tekstslide

Propvorming
Bloedstolling

Slide 11 - Tekstslide

Bloedstolling 
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af. Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Weefselbeschadiging (extrinsiek) bevorderd dit proces, maar het verloopt ook zonder als bloedplaatjes klonteren.

Slide 12 - Tekstslide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt het enzym streptokinase aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatige weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 15 - Tekstslide

Kleine lesafsluiter 10.5 les 1
Juist of onjuist?
1. De wand van slagaders en aders hebben dezelfde opbouw uit drie lagen
2. Slagaders hebben kleppen om te voorkomen dat bloed terug kan lopen
3. 

Slide 16 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met
tight-junctions. Er kunnen
nauwelijks stoffen tussen de cellen
door.
Meeste stoffen via diffusie,
endocytose, exocytose.

Slide 17 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 2: glad endotheel met poriën.
Op plekken waar extra capaciteit
nodig is: hersenen, nieren en alvleesklier.

Slide 18 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 3: endotheel met open structuur.
In organen waar veel contact
tussen bloed en orgaan nodig
is: lever, milt en rode beenmerg.

Slide 19 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
De bloeddruk neemt af van 4,6 kPa naar 2,3 kPa tussen begin en eind haarvat.

Slide 20 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
In het bloed achtergebleven eiwitten (te groot om het bloedvat te verlaten) zorgen voor een colloïd osmotische druk.

Slide 21 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).

Slide 22 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Deze NFD zorgt er voor dat veel weefselvloeistof aan het einde van een haarvat weer terugstroomt het haarvat in (met afvalstoffen, CO2).

Slide 23 - Tekstslide

Weefselvloeistof

Slide 24 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Dagelijks ongeveer 20L van bloedplasma -> weefselvloeistof. Ongeveer 10% blijft achter in de weefsels.

Het lymfesysteem zorgt er voor dat deze weefselvloeistof weer terug komt in de bloedbaan

Slide 25 - Tekstslide

Lymfesysteem
Weefselvloeistof wordt
verzameld in lymfevaten.
Het heet dan lymfe.

Slide 26 - Tekstslide

Lymfesysteem
Lymfevaten hebben
kleppen om te zorgen
dat de lymfe de goede
kant op stroomt.

Slide 27 - Tekstslide

Lymfesysteem
Via de borstbuis bij de
sleutelbeenader weer het bloed
in.

Bloedplasma=weefselvloeistof
=lymfe.

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag met de leerdoelen

Slide 29 - Tekstslide