Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat.
Voorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
Let op signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.