Groep 1 brengt in kaart hoe de zelfstandigheid van steden toenam, welke groepen in de steden leefden en hoe de vrijheid van Europeanen toenam (paragraaf 4.2)
Groep 2 brengt in kaart hoe koningen in Frankrijk begonnen met staatsvorming en centralisatie en hoe de Bourgondiërs begonnen de Nederlanden te verenigen (paragraaf 4.3)
Groep 3 brengt in kaart welk conflict er was tussen Pausen en Duitse keizers en hoe de verhouding was tussen pausen en Franse koningen (paragraaf 4.4)
Groep 4 brengt in kaart wat de oorzaken zijn van de kruistochten en hoe de kruistochten naar het Midden-Oosten plaatsvonden en ten einde kwamen (paragraaf 4.5)
timer
30:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Opdracht (30 min.)
De klas wordt in vier groepen verdeeld.
Groep 1 brengt in kaart hoe de zelfstandigheid van steden toenam, welke groepen in de steden leefden en hoe de vrijheid van Europeanen toenam (paragraaf 4.2)
Groep 2 brengt in kaart hoe koningen in Frankrijk begonnen met staatsvorming en centralisatie en hoe de Bourgondiërs begonnen de Nederlanden te verenigen (paragraaf 4.3)
Groep 3 brengt in kaart welk conflict er was tussen Pausen en Duitse keizers en hoe de verhouding was tussen pausen en Franse koningen (paragraaf 4.4)
Groep 4 brengt in kaart wat de oorzaken zijn van de kruistochten en hoe de kruistochten naar het Midden-Oosten plaatsvonden en ten einde kwamen (paragraaf 4.5)
timer
30:00
Slide 1 - Tekstslide
4.2 De stedelijke burgerij
Lesdoelen:
In deze paragraaf leer je:
- hoe de zelfstandigheid van steden toenam.
- welke groepen in de steden leefden.
- hoe de vrijheid van Europeanen toenam.
KA: - de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
Slide 2 - Tekstslide
4.2 De stedelijke burgerij
Zelfstandige steden
De eerste bewoners van steden legden een eed af waarin ze elkaar steun beloofden.
onderhandelingen met de heer van hun gebied over voorrechten (privileges of vrijheden);
geen herendiensten meer verrichten.
vrije keuze om te gaan waar ze wilden.
vrije keuze om te trouwen.
De stad is eigendom van de heer. Hij moet de stad bescherming bieden en rechtspreken.
Slide 3 - Tekstslide
4.2 De stedelijke burgerij
Zelfstandige steden
In een later stadium gingen stedelingen onderhandelen met graven, hertogen of koningen over stadsrechten;
zichzelf besturen volgens eigen wetten.
recht om stadsmuren te bouwen.
rechtspraak
Eigen munt
Verplichtingen;
vaak kregen edelen of koningen invloed in de stad via de baljuw of schout.
steden betaalden een jaarlijks bedrag.
geregeld ook het bieden van steun.
Steden werden steeds welvarender en machtiger.
Stadsrechten Schagen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
4.2 De stedelijke burgerij
De stedelijke samenleving
Alle burgers van de stad vielen onder het stadsrecht;
--> burgerlijke rechten zoals rechtspraak bij eigen stedelijke rechtbanken.
Burgerschap uitgesloten voor;
- vrouwen
- arbeiders
- los werkvolk
- bedelaars
- geestelijken (kerkelijk recht)
- joden (ondanks hun rijkdom, bleven het vreemdelingen en vielen zij onder het recht van de koning of landsheer).
Rechtzaak Hamburg
Slide 6 - Tekstslide
4.2 De stedelijke burgerij
De stedelijke samenleving
Het stadsbestuur bestond vaak uit leden van enkele koopmansfamilies. Ze zaten in de stadsraad van schepenen en bestuurden vanuit het raadhuis. (wetten, regels vaststellen en rechtspraak).
Vanaf de 13e eeuw werden in veel steden burgemeesters benoemd als leiders van het dagelijks bestuur.
Stadhuis Gouda
Stadhuis Veere
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Waarom was het Amsterdamse stadhuis zo'n belangrijk gebouw in de middeleeuwen?
A
Vanuit het stadhuis werd recht gesproken en misdadigers gestraft.
B
Vanuit het stadhuis werd de stad bestuurd.
C
Het stadhuis stond midden in de stad aan het marktplein. Door de centrale ligging was het een belangrijk gebouw.
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 9 - Quizvraag
4.2 De stedelijke burgerij
Zelfstandige steden
De stadsraden hadden veel taken en bevoegdheden: ze legden o.a. belastingen op en lieten openbare bouwwerken maken.
Veel burgers waren ambachtslieden die lid konden worden van een schutterij: een gewapende burgerwacht.
Het burgerrecht was ook nodig om lid te worden van een gilde: beroepsvereniging in een stad.
Schilderij Frans Hals,
Werk komt NIET uit de middeleeuwen.
Slide 10 - Tekstslide
Werken in een gilde
Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde. Dat is een soort vakbond
Het gilde controleerde de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Maselaars
De zakkendragers waren sjouwers van turf en mannen die sjouwden met zakken koren die over de Maas werden aangevoerd.
Het was belangrijk maar ook zwaar werk: zakken konden wel 90 kilo wegen
Slide 13 - Tekstslide
zakkendragers
In de 15e eeuw telde Dordrecht liefst dertig gilden waarin vierendertig verschillende beroepen waren vertegenwoordigd. Het Zakkendragersgilde heeft van deze gilden het langste bestaan. Pas in 1950 besloot de gemeenteraad om het gilde op te heffen en de zakkendragers die nog in leven waren een uitkering toe te kennen.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Jullie gaan opdrachten maken
Pak je werkboek erbij en maak opdrachten 1, 3, 13
Klaar? Begin vast met paragraaf 4.2
Je gaat zelf een verbandenschema maken van paragraaf 4.2. In het schema komt naar voren hoe de stedelijke burgerij kon ontstaan en wat de gevolgen waren van de opkomst van de stedelijke burgerij. Dit doe je in de volgende stappen: 1. Lees paragraaf 4.2 2. Schrijf de belangrijkste kenmerken van de paragraaf in je schrift 3. Bepaal op welke manier je de oorzaken en gevolgen inzichtelijk wil maken. Je bent vrij in de manier waarop je dit wilt doen. Als jij zelf een manier bedenkt heb je een grotere kans dat de stof goed blijft hangen.
Aan de slag
Slide 16 - Tekstslide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een leerlooier
Iemand met dit vak kon stugge dierenhuiden bewerken tot leer, en het in elke vorm krijgen. Een paardenzadel, of een tas.
Slide 17 - Tekstslide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een timmerman
Iemand met dit vak kon huizen helpen bouwen (die van hout waren) of meubels maken.
Slide 18 - Tekstslide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een houtrasper
Iemand met dit vak kon hout raspen. Van een kromme boomstam raspte men er een mooie ronde balk van. Een mooie spriet of een mooie mast voor een schip!
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Steden hadden vaak last van 'de zwarte dood'
En stadsbranden
Slide 21 - Tekstslide
Een leuk dagje uit: Het plaatselijke galgenveld voor misdadigers
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Leg uit wat de bron te maken heeft met het kenmerkend aspect van de paragraaf
Slide 24 - Open vraag
Sleep naar de goede plek in de Middeleeuwse stad
Markt
Stadspoort
Stadsmuur
Kerk
Koopmanshuis
Slide 25 - Sleepvraag
Burgers in de steden konden tegen betaling zelf de rechtspraak en wetgeving van de stad in handen
A
waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Hoe kwam het dat de opkomst van steden uiteindelijk de positie van de adel verzwakte?
A
Het feodale stelsel was gebaseerd op trouw en loyaliteit, door de geldeconomie werkte dit niet meer.
B
De steden werden rijker en konden zo steeds meer vrijheden kopen, zo had de heer geen invloed meer.
C
Steden werden rijk en konden zichzelf verdedigen, en hadden de bescherming van de heer niet nodig.
D
A, B en C zijn allemaal goed
Slide 27 - Quizvraag
Leg uit wat het aantrekkelijk maakte voor mensen om naar de stad te trekken in de late middeleeuwen.
Slide 28 - Open vraag
Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen en wisten het land effectiever te bewerken
Slide 29 - Quizvraag
Welke gebieden waren het sterkst verstedelijkt in West-Europa?
A
Duitsland, Frankrijk en Vlaanderen
B
Duitsland en Luxemburg
C
Ze waren allemaal het zelfde
D
Vlaanderen, Holland en Noord-Italië
Slide 30 - Quizvraag
Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer
Slide 31 - Quizvraag
Het gilde controleerde de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maakten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Waarom zou een heer stadsrechten aan een stad verlenen?
A
Het gaf de heer aanzien als hij een grote stad in zijn gebied had
B
Hij wilde graag dat de mensen in zijn gebied een beter leven kregen.
C
Hij kreeg in ruil daarvoor belastingen en militaire steun