4h3 Argumenteren 1 les 2

Argumenteren 1
 les 2
4 havo hoofdstuk 6
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren 1
 les 2
4 havo hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp 1
middeleeuwen

Kies één van de verwerkingsopdrachten en lever deze uiterlijk
vrijdag 9 juni in op papier.
Onderwerp 2
Lezen + argumenteren

In de komende lessen:
werken aan H.6 Argumenteren.

Toets in de toetsweek:
Lezen H1-5 + argumenteren

Slide 2 - Tekstslide

Argumenteren H6 blz. 192
Je leert
- Argumenten herkennen en beoordelen,
- overtuigend vertellen wat je vindt en waarom,
   mondeling en op papier.

Slide 3 - Tekstslide

Argumenteren H6 blz. 192
  1. Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
  2. Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
  3. Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)
  4. Drogredenen (ongeldige argumentatie)
  5. Aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 4 - Tekstslide

Argumenteren H6 blz. 192
  1. Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
  2. Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
  3. Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)
  4. Drogredenen (ongeldige argumentatie)
  5. Aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 5 - Tekstslide

Gaan we dit redden?
  • Voor lessen die uitvallen krijg je een taak om zelfstandig aan door te werken (Houd je werk bij, let op in de les!)
  • Waar we echt niet aan toe komen, haal ik uit de toets.
  • Maar houd je werk bij en let op in de les! :)


Slide 6 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Tegenargumenten en weerleggingen 


Slide 7 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Feitelijke en waarderende argumenten

  • Standpunt ondersteunen met een feitelijke uitspraak > je kunt de uitspraak controleren. 
  • Standpunt ondersteunen met een waarderende uitspraak > je kunt hierover van mening verschillen. Is het mooi/lelijk, goed/slecht, wenselijk/onwenselijk. (Een waarderende uitspraak kan je ondersteunen met feiten.)

Slide 8 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Feitelijke en waarderende argumenten

  • Standpunt ondersteunen met een feitelijke uitspraak > je kunt de uitspraak controleren. 
  • Standpunt ondersteunen met een waarderende uitspraak > je kunt hierover van mening verschillen. Is het mooi/lelijk, goed/slecht, wenselijk/onwenselijk. (Een waarderende uitspraak kan je ondersteunen met feiten.)

Is een feitelijk argument altijd een feit/ waarheid?

Slide 9 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Standpunt: de wolf is welkom in Nederland, omdat...

  1. … de wolf hier honderd jaar geleden ook al rondzwierf. 
  2. … het een prachtig dier is.
  3. … de regering verlies van vee aan schapenboeren vergoedt.
  4. … ze alleen maar eng zijn in sprookjes.
  5. … de wolf een beschermde diersoort is. 
Zijn deze ^ argumenten feitelijk of waarderend?



Slide 10 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Standpunt: de wolf is welkom in Nederland omdat...

  1. … de wolf hier honderd jaar geleden ook al rondzwierf.
  2. … het een prachtig dier is.
  3. … de regering verlies van vee aan schapenboeren vergoedt.
  4. … ze alleen maar eng zijn in sprookjes.
  5. … de wolf een beschermde diersoort is. 



  1. F
  2. W
  3. F
  4. W
  5. F

Slide 11 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Enkelvoudige en meervoudige argumentatie

  • Dus: om een standpunt te onderbouwen, heb je argumenten nodig… 
  • … en deze argumenten zijn feitelijk (controleerbaar) of waarderend (gebaseerd op smaak). 
  • Wat is beter: één argument? Of meer?
  •   Eén argument: enkelvoudige argumentatie
  •   Meer argumenten: meervoudige argumentatie
   



Slide 12 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Argument, tegenargument en weerlegging

Leer deze definities uit je hoofd:
Standpunt = de mening of stelling die wordt ingenomen
Argument = ondersteunt je standpunt
Tegenargument = argument tegen jouw argumenten of standpunt
Weerlegging = tegentegenargument, argumenten tegen een tegenargument




Slide 13 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.

  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde van de stroom.





Slide 14 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde van de stroom.





 Standpunt

Slide 15 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde van de stroom.





 Standpunt
argument

Slide 16 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde van de stroom.





 Standpunt
argument
tegenargument

Slide 17 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde van de stroom.





 Standpunt
argument
tegenargument
weerlegging

Slide 18 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Hoe onderscheid je een standpunt van een argument?

Standpunt     >>>want>>>    argument

Argumenten >>> dus >>>    standpunt

Ondersteunt iets het standpunt, dan is het een argument(voor) of een weerlegging. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.1 
Zelfstandig werken
  1. Nakijken opdracht 2 van Lezen tekstanalyse blz. 80 (let extra op vraag 6)
  2. Was je er de vorige les niet? Lees de theorie op blz. 192 en 193 en maak opdracht 1, 4 en 7.
    Online: 'Argumenteren les 2 planning voor als je er dinsdag niet was (opdr. 1, 4 en 7)'

  3. Was je er afgelopen dinsdag wel? Maak opdracht 7 en 8 blz. 194, 195.
    Online: 'Argumenteren les 2 planning voor als je er dinsdag wel was (opdr. 7+8')
  4. Klaar? Ga verder met het project middeleeuwen.

Slide 20 - Tekstslide