(3) de tussenklank in samenstellingen: s of e(n)

De tussenklank in samenstellingen: s of e(n)


Spelling KWT Les 3
timer
4:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De tussenklank in samenstellingen: s of e(n)


Spelling KWT Les 3
timer
4:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. Opfrissen
  2. Zelfstandig naamwoord
  3. Verschillende meervoudsvormen
  4. Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met...

Slide 3 - Tekstslide

ewolt van der berg
ali hussein
jan de boer

Slide 4 - Open vraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Open vraag

Vul het meervoud in van onderstaande woorden:
vogelnest
vleermuis
fuif
gymtas

Slide 6 - Open vraag

Vul het meervoud in van onderstaande woorden:
huis
hogeschool
minuut
aperitief

Slide 7 - Open vraag

Lesdoel
Na deze les weet je:
  • Wat een samenstelling is
  • wanneer je de tussenklank -s gebruikt
  • wanneer je de tussenklank -en gebruikt
  • wanneer je de tussenklank -e gebruikt

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
  • Een samenstelling bestaat uit twee delen die je ook afzonderlijk (als losse, op zichzelf staande) woorden kunt gebruiken.


Voorbeelden:
  • hamerhaai: hamer + haai
  • knuffelallochtoon: knuffel + allochtoon
  • geluidsoverlast: geluid + overlast
  • krantenbericht: krant + bericht

Slide 9 - Tekstslide

De tussen -s
Hoofdregel:
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken. 





Voorbeelden:
  • stationsplein
  • moederskindje
  • scheepswrak

Slide 10 - Tekstslide

Tussen -e
Schrijf een tussen - e in de volgende gevallen:
- Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s: parade – parades, paradepaard
- Het eerste deel heeft twee meervouden: groente – groenten/groentes, groentesoep
- Het eerste deel heeft geen meervoud: tarwe – tarwemeel
- Het eerste deel verwijs naar een uniek exemplaar (maar één van): maneschijn, Koninginnedag, maar koninginnenkroon.
- Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: rijkelui, goedenacht, dwingeland
- Het woord wordt niet meer als samenstelling gezien: apetrots, schattebout, maar apenrots

Slide 11 - Tekstslide

Tussen -en
  • Schrijf in een samenstelling de tussen -en als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op –en heeft (en niet ook nog een meervoud op –s!): 

hond – honden dus hondenhok, 
maar groente - groenten - groentes dus groentesoep

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste spelling. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Staatschuld
B
Personeelchef
C
Berenpoot
D
Beresterk

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste spelling. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Dorpstraat
B
Koninginnedag
C
Zonneschijn
D
Apetrots

Slide 14 - Quizvraag

1. zak..reis
2. reuz..leuk
3. boek..bon
4. gevar..geld
5. gemeent..huis
6. ap..lazerus
7. ziel..piet
8. red..lijk
9. zed..loos
10. gewet..loos
11. klakk..loos
12. sterr..dom
13. eig..dom
14. ber..vel
15. horlog..maker
16. groent..soep
17. tomat..soep
18. karn..melk
19. paard..bloem
20. krant..lezer
21. rak..lings
 
23. asperg
bed
24. eend
ei
25. lijk
pikker
























  • zakenreis
  • reuzeleuk
  • boekenbon
  • gevarengeld
  • gemeentehuis
  • apelazerus
  • zielepiet
  • redelijk
  • zedeloos
  • gewetenloos
  • klakkeloos
  • sterrendom
  • eigendom
  • berevel
  • horlogemaker
  • groentesoep
  • tomatensoep
  • karnemelk
  • paardenbloem
  • krantenlezer
  • rakelings
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Vooruitblik

Week 45 (4)
Week 46 (5)
Week 47 (6)
Week 48 (7)
Week 49 (8)
Week 50 (9)
Week 51 (10)
Week 52
Week 1
Week 2 (11)
Week 3 (12)
Week 4 (13)
Week 5 (14)

aan elkaar of los
tekens bij letters (trema, liggend streepje en apostrof)
diakritische teken & getallen schrijven
zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
de trappen van vergelijking
klinkers en medeklinkers
persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
kerstvakantie
kerstvakantie
pvvt zwakke werkwoorden
pvvt sterke werkwoorden
voltooid en onvoltooid deelwoord
indirecte directe reden
Week 6 (15)

deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Tekstslide