Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen. Maar wat zijn de regels?
Slide 5 - Tekstslide
Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek
Huisdier
Dierendag
Rijstevlaai
Tevredenheidsonderzoek
Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen. Maar wat zijn de regels?
Want is het nou groentesoep of groentensoep ?
stationchef of stationschef ?
Slide 6 - Tekstslide
Tussen-s
Je schrijft de tussen-s als je hem hoort. Snelheidslimiet, landschapsarchitect
Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef
Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok > stationsklok
Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel
Slide 7 - Tekstslide
Tussen-en of -e (Zie ook theorie in Learnbeat )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)
Slide 8 - Tekstslide
Tussen-en of -e (Zie theorie in Learnbeat )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is zon, maan, hel, koningin zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt beresterk, stekeblind, reuzeleuk
als de delen niet (meer) herkenbaar is als los woord elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard
Slide 9 - Tekstslide
Oefenen
* wat kan ik wel/wat kan ik niet
* opdracht b en opdracht c in Learnbeat (zie studieplanner)