In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 Hoofdstuk 5, 5.7 + 5.8
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je lesboek van Nederlands en open je boek op p. 224.
Slide 2 - Tekstslide
2. Lesdoel +Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Heb je uitgelegd in welke vorm een werkwoord staat en welke regel is gebruikt;
- Kun je verkleinwoorden op de goede manier spellen;
Leergebiedoverstijgende doelen:
Slide 3 - Tekstslide
3. Arrangementen + mini-check
Scoor je verdiept (8 of hoger) dan mag je zelfstandig aan het werk: opdracht 6
De rest doet mee met de instructie
Slide 4 - Tekstslide
Hoe schrijf je ' worden' op de puntjes in de volgende zin: weet jij of ik volgende week ook op die receptie verwacht .... ?
Slide 5 - Open vraag
Hoe schrijf je ' bieden' op de puntjes in de volgende zin: Zeg die verkoper maar dat ik niet meer dan tien eurocent ...
Slide 6 - Open vraag
In welke tijd staat dit woord: ' betaal'
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 7 - Quizvraag
In welke tijd staat dit woord? ' gebroken'
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooid deeltijd
Slide 8 - Quizvraag
Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk
De rest doet mee met de instructie
Slide 9 - Tekstslide
4. Instructie
Om werkwoorden in een zin goed te spellen, moet je weten in welke vorm het werkwoord staat. Pas dan kun je de regels goed toepasen. Het werkt ook andersom: van de spelling kun je afleiden in welke vorm het werkwoord staat. In het volgende schema worden de regels voor het spellen van het werkwoord herhaald.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
We hebben het al een keer eerder gehad over ' verkleinwoorden'. In deze paragraaf leer je hoe je verkleinwoorden maakt door er een achtervoegsel achter te zetten. In de video in de volgende slide wordt het maken van verkleinwoorden nog een keer herhaald.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Wat is het verkleinwoord van ' lolly'
Slide 14 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van ' koning'
Slide 15 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van ' gang'
Slide 16 - Open vraag
5. Begeleid inoefenen
Intensief -->
Je maakt samen met de leerkracht opdracht
Slide 17 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht ... op bladzijde 223.
Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen.
timer
1:00
Slide 18 - Tekstslide
7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Kun je woorden in de goede tijd in een zin benoemen? Kun je verkleinwoorden maken door een achtervoegsel te gebruiken?