Hoe moet het dan op deze manier??
Roos en Jules (zij)
zijn in de school = Roos et Jules sont dans l'école.
Sam (il) is in de klas = Sam est dans la classe.
Philippe en ik (wij) zijn aardig = Philippe et moi sommes sympas
Sarah en jij (jullie) zijn in de kamer = Sarah et toi êtes dans la chambre