Les klas 1: Fais un poster - Préparez un excursion
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Le programme
Questions à propos bron H
Fais un poster: des idées & aide
Les phrases-clés
Au travail!
Devoirs
Slide 2 - Tekstslide
0
Slide 3 - Video
Wat is een bezittelijk vnw?
Wat is een bezittelijk vnw?
En hoe maak je die in het Frans?
Slide 4 - Tekstslide
Bron H
Nederlands --> bezitter
vb. zijn opa / haar opa.
Frans --> bezit
vb. son grand-père (opa is mannelijk)
Welke 3 opties zijn er voor mijn in het Frans?
Slide 5 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 6 - Tekstslide
Let op!
Het bezittelijk voornaamwoord slaat op het ZELFSTANDIG NAAMWOORDin de zin, en NIET op de PERSOON die het zelfstandig naamwoord bezit.
Dus: HAAR broer --> broer is MANNELIJK --> SON frère
Slide 7 - Tekstslide
het bezit bepaalt het bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Fais un poster
Slide 11 - Tekstslide
Fais un poster
Kies een land uit buiten Frankrijk waar Frans gesproken wordt en maakt een poster over dit land. Zoek foto's en informatie op internet of gebruik vakantiefoto's.
Het kan dus een soort reclameposter zijn voor een reis, informatie of een poster van een vakantie.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
En hiver, il fait...
En été, il fait...
Slide 14 - Tekstslide
Il fait froid
Il fait frais
Il fait moins 10 degrés
Il fait mauvais
Il fait gris
Il neige
Il pleut
Il fait chaud
Il fait bon
Il fait chaud
Il fait beau
Il fait 25 degrés
Slide 15 - Tekstslide
Is het tot nu toe gelukt met de poster?
Slide 16 - Woordweb
Fais un poster
Je kunt vertellen over:
* Het weer
* Bezienswaardigheden
* Specialiteiten (eten)
* Excursion
* Muziek of bekende artiesten uit het land
* Wat zijn de populaire sporten etc.
* Interessante weetjes
* Welke dieren leven er?
* Aanrader volgens jou?
Slide 17 - Tekstslide
Stappenplan
- Préparez un excursion!
Slide 18 - Tekstslide
On commence...
- Jullie weten nu een beetje wat je in het land of in de stad die je gekozen hebt, kunt doen. Jullie gaan nu een excursie voorbereiden voor minimaal 3 dagen. Waar ga je naartoe? Hoe laat moet je er zijn? Hoelang duurt het? Wat is de prijs? etc.
Slide 19 - Tekstslide
https:
Slide 20 - Link
Fais un poster - Phrases-clés
Belangrijke zinnen
* C'est une plage = het is een strand
* Il y a un musée historique = er is/er zijn een historisch museum
* On peut faire du shopping = men kan er shoppen
* Vous pouvez visiterune cathédrale = jullie kunnen er bezoekeneen kathedraal
Slide 21 - Tekstslide
Fais un poster - Phrases-clés
- Tu vas à... (jij gaat naar...)
-On peut visiter....(je kunt bezoeken...)
- Vous pouvez visiter... (u kunt bezoeken...)
- Visite absolument... (bezoek absoluut...)
- Il y a (er is/er zijn)
- Strasbourg pour sa cathédrale, son quartier... (Strasbourg voor zijn kathedraal)
Belangrijke zinnen om te zeggen wat je er zelf van vindt:
C'est joli (mooi)
C'est beau (mooi)
C'est fantastique (fantastische)
C'est magnifique (magnifiek)
C'est drôle/marrant (grappig)
C'est historique (historische)
C'est moderne (modern)
C'est grand (groot)
C'est petit (klein)
Trop beau/cool (te mooi/te cool)
Slide 22 - Tekstslide
Fais un poster - Phrases-clés
- Tu vas à... (jij gaat naar...)
-On peut visiter....(je kunt bezoeken...)
- Vous pouvez visiter... (u kunt bezoeken...)
- Visite absolument... (bezoek absoluut...)
- Il y a (er is/er zijn)
- Allez manger au restaurant .... (Ga eten in het restaurant de...)
Belangrijke zinnen om te zeggen wat je er zelf van vindt:
C'est bon (goed)
C'est délicieux (heerlijk)
C'est une spécialité (een specialiteit)
C'est un plat traditionnel(traditioneel gerecht)
Réservez une table! (Reserveer een tafel)
La carte est étonnante! (de kaart is verbazingwekkend)
Ce n'est pas chèr! (het is niet duur!)
Je vous recommande fortement! (ik raad het u sterk aan!)
Slide 23 - Tekstslide
Fais un poster - l'excursion
- Kijk in je boek op pagina 130 voor de dagen van de week.
- Kijk in je boek op pagina 106 voor kloktijden.
- Bekijk mijn voorbeeld
Quoi = wat
Où = waar
Quand = wanneer
Prix = prijs
Dure = hoe lang het duurt
Ben je klaar? Bekijk dan nog het filmpje van het bezittelijk voornaamwoord (hoeft niet als je het al begrijpt) & maak bron H opdracht 30 & 31