Observeren

'Observeren kun je leren'
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

'Observeren kun je leren'

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

- Terugblik vorige les
- Oefening observeren
- Thema observeren bespreken
- Aan de slag
- Vooruitblik
- Uitchecken

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we leren vandaag?

- Je weet dat bewust waarnemen belangrijk is.

- Je kent het stappenplan van observeren.

- Je weet welke methode bij een vraagstelling     past.

- Je begrijpt dat rapporteren invloed heeft op  
   de kwaliteit van je werk.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat zagen jullie op de afbeelding?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Link

Nauwkeurig kijken

- Waarnemen 
- Observeren

- Referentiekader
- Projectie
- Zonder oordeel!

Slide 9 - Tekstslide

Waarnemen: "iets via de zintuigen opnemen", dit doe je altijd en overal.
Observeren: "bewust en doelgericht waarnemen", op specifieke momenten en met een gericht doel.                                                                                                
Referentiekader: "je eigen ervaring, opvoeding en dingen die je hebt geleerd of meemaakt, bepalen altijd mede wat je ziet of denkt".
Projectie: "eigenschappen die je zelf hebt, zul je bij anderen eerder herkennen dan eigenschappen die je zelf niet hebt".

Slide 10 - Tekstslide

Observeren in 8 stappen
1. Schrijf op waarom je gaat observeren.
2. Schrijf achtergrondgegevens op.
3. Schrijf de vraagstelling op.
4. Kies de observatiemethode.
5. Voer de observatie uit.
6. Orden de gegevens.
7. Geef antwoord op de vraagstelling.
8. Rapporteer.

https://canvas.summacollege.nl/files/2627566/download?download_frd=1 

Slide 11 - Tekstslide

 Vraagstelling 
 1. Wie ga je observeren? 
2. Welk aspect van het gedrag?
3. In welke situatie?

Bijvoorbeeld; "Op welke momenten tijdens het eten is J. onrustig?"

Slide 12 - Tekstslide

Observatiemethode 
Kwantitatief = hoe vaak?
- Checklistmethode
- Categorieënmethode


Observatiemethode 
Kwalitatief = hoe?
- Logboekmethode
- Intervalobservatie

Slide 13 - Tekstslide

Kwantitatief
- Checklistmethode: "als je veel details van gedrag wilt observeren, dan gebruik je een checklist. Omdat je precies moet weten welk gedrag je wilt zien, maak je van tevoren een lijst waarop je heel precies het gedrag noteert dat je denkt te kunnen gaan zien" (wiebelen op de stoel, achterstevoren zitten op de stoel, eten gooien - voorbeeld op blz. 229 in het boek).
- Categorieënmethode: "observeren in categorieën, je bundelt dan gedrag dat op elkaar lijkt"(wiebelen op de stoel en achterstevoren zitten wordt dan bijvoorbeeld 'lichamelijke bewegingen' - voorbeeld blz. 230 in het boek). 

Slide 14 - Tekstslide

Kwalitatief
- Logboekmethode: "als gedrag steeds in een specifieke situatie voorkomt, kun je dit bijhouden in een logboek. Een logboek is een verslag dat je als soort dagboek bijhoudt" (bijvoorbeeld een week lang observeer je het eetmoment). 

- Intervalobservatie: "meerdere  keren kort het gedrag van het kind observeren op verschillende momenten" (bijvoorbeeld 3 min. observeren, dan 15 min. niet, dan weer 3 minuten wel etc.). 

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord op je vraagstelling:
Interpreteren: je gaat betekenis geven aan het gedrag dat je hebt geobserveerd. Je maakt hierbij gebruik van de feiten uit je observatie, maar je kijkt ook naar de achtergrondgegevens en de situatie waarin je hebt geobserveerd.

Herhaal hierbij altijd je vraagstelling: 'Aan het begin van deze observatie is de volgende vraagstelling opgesteld: ................? Uit de observatie blijkt dat: ..........'.

Niet doen: een verklaring geven voor het gedrag (bijvoorbeeld J. is snel afgeleid tijdens het eten, want hij heeft een concentratiestoornis), subjectieve begrippen noemen (zoals angstig of onzeker), gebruik geen woorden als 'altijd, nooit etc'.

Slide 16 - Tekstslide

Rapporteren
- Observatieverslag
- Kindvolgsysteem
- 'Heen-en-weer-schriftje'

Slide 17 - Tekstslide

Als je wilt weten hoe vaak Josje (3) haar boterhammen niet op eet tijdens het middageten, kies je voor een
A
Kwalitatieve observatie
B
Kwantitatieve observatie

Slide 18 - Quizvraag

Bij een intervalobservatie:
A
Observeer je het gedrag van een kind in specifieke situaties, zoals eetmomenten
B
Observeer je het gedrag van een kind op verschillende momenten.

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag!
In groepjes van 4 gaan jullie een casus bespreken en bepalen:
- Waarom ga je observeren?
- Wat ga je observeren?
- Wat is hierbij je vraagstelling?
- Kwantitatief of kwalitatief?

Slide 20 - Tekstslide

Casus 1
Het valt je op dat Sam (3 jaar) vaak alleen speelt. Terwijl andere kinderen samen spelen in de poppenhoek, bouwt Sam in zijn eentje een toren. Hij lijkt tevreden hiermee en reageert niet als anderen hem vragen om mee te doen.

Slide 21 - Tekstslide

Casus 2
Het valt je op dat Ella (4) snel boos wordt. Als iets niet gaat zoals zij wil, gaat zij op de grond liggen of schreeuwen. 

Slide 22 - Tekstslide

Casus 3
Het valt je op dat Finn (2,5 jaar) wat moeite lijkt te hebben met zijn fijne motoriek. Hij heeft het lastig met het vastpakken van kleine voorwerpen, zoals kralen.

Slide 23 - Tekstslide

Casus 4
Het valt je op dat Jackie (3) vaak ruzies heeft met andere kindjes en dat zij dan de andere kindjes ook gaat slaan.

Slide 24 - Tekstslide

Vooruitblik
- H5 'Als het anders gaat' uit het boek Didactiek, communicatie en organisatie

Slide 25 - Tekstslide

Wat ging er goed en hoe verlaat je de les?

Slide 26 - Tekstslide