8.3 Methoden van observeren

8.3 Methoden van observeren
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

8.3 Methoden van observeren

Slide 1 - Tekstslide

Je kan twee verschillende aanleidingen hebben. Welke zijn dit?

Slide 2 - Open vraag

Wat staat er in je vraagstelling?
A
Gegevens over het kind wat je gaat observeren, welk aspect je gaat observeren en in welke ruimte je gaat observeren.
B
Wie je gaat observeren, welke methode je gebruikt om te observeren en in welke situatie je gaat observeren.
C
Wie je gaat observeren, welk aspect je gaat observeren en hoe je gaat observeren.
D
Wie je gaat observeren, welk aspect van het gedrag je gaat observeren en in welke situatie je gaat observeren.

Slide 3 - Quizvraag

Noem een hulpmiddel wat je kan gebruiken bij het observeren.

Slide 4 - Open vraag

Lesdoelen
- De student legt het verschil uit tussen kwantitatief en kwalitatief observeren.
- De student kiest een observatiemethode en hulpmiddelen passend bij zijn/haar vraagstelling.

Slide 5 - Tekstslide

Kwalitatief of kwantitatief observeren

Slide 6 - Tekstslide

Kwalitatief - intervalobservatie
Meer duidelijkheid krijgen over gedrag door 
een aantal keren kort het kind te observeren 
op verschillende momenten. 

Bijvoorbeeld, eerst 3 minuten, dan doe je 
15 minuten iets anders en dan observeer 
je weer 3 minuten.

Slide 7 - Tekstslide

kwalitatief - logboek
Is een soort verslag dat je
als een soort dagboek 
bijhoudt. Als gedrag in 
een specifieke situatie 
voorkomt, kan dat 
worden bijgehouden in 
een logboek. Achteraf 
orden je de notities.

Slide 8 - Tekstslide

kwantitatief - tijdsteekproefobservatie
Je gebruikt deze observatiemethoden als je 
gedurende een bepaalde tijdsperiode op vaste 
momenten wilt weten wat een kind doet. Je 
noteert in een vast tijdsinterval welk gedrag je 
op dat moment ziet. Per keer omcirkel je welk 
soort gedrag je ziet.

Slide 9 - Tekstslide

Kwantitatief - checklist
Je gebruikt deze observatiemethoden als je veel 
details wilt observeren. Je maakt een lijst van het 
gedrag dat je denkt te kunnen gaan zien. Je kruist 
vervolgens aan welk gedrag je bij het kind ziet tijdens 
de observatie. Er zijn bestaande checklists die 
je kunt gebruiken (autisme of faalangst).

Slide 10 - Tekstslide

kwantitatief - categorieënmethode
Je kunt ook los gedrag dat op elkaar lijkt, 
samenvoegen in categorieën. Je maakt op 
voorhand een lijstje met verschillende 
categorieën. Tijdens de observatie zet je 
steeds een streepje bij het gedrag dat je 
ziet, elke keer als het gebeurt.

Slide 11 - Tekstslide

Participerende observatie
- Betekend dat je deelneemt aan de situatie bijv. tijdens een spel.
Voordeel: Je kan op deze manier achter de manier van werken van een kind komen.
Nadeel: Moeilijk om objectief te blijven en je bent tegelijk aan het begeleiden en schrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
- De student legt het verschil uit tussen kwantitatief en kwalitatief observeren.
- De student kiest een observatiemethode en hulpmiddelen passend bij zijn/haar vraagstelling.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is kwalitatief observeren?

Slide 14 - Open vraag

Wat is kwantitatief observeren?

Slide 15 - Open vraag

Wat vonden jullie van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Huiswerk
- Stap 4: Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen
- 8.3 Methoden van observeren maken in het WB

Slide 17 - Tekstslide