12.1 Voedingsstoffen

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is

Slide 2 - Quizvraag

Een enzym katalyseert maar één soort reactie. Dat heet:
A
reactiespecifiek
B
substraatspecifiek

Slide 3 - Quizvraag

Een enzym katalyseert een reactie. Dat betekent:
A
Het enzym versnelt een reactie en blijft zelf intact.
B
Het enzym versnelt een reactie en wordt daarbij opgebruikt.
C
Het enzym past op een bepaalde stof.

Slide 4 - Quizvraag

Welke bewering klopt?
A
P is de minimumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de maximumtemperatuur voor dit enzym.

Slide 5 - Quizvraag

Welke bewering klopt? De stijging van de activiteit tussen P en Q komt doordat ...
A
er meer enzymen bijkomen.
B
er per enzymmolecuul meer stof wordt omgezet.
C
er meer substraat bijkomt.

Slide 6 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 7 - Quizvraag


Bij A en B wordt evenveel enzymactiviteit gemeten (dus substraat omgezet). Dat betekent ...
A
dat er bij A meer enzymmoleculen actief zijn dan bij B.
B
dat er bij A en B evenveel enzymmoleculen actief zijn.
C
dat er bij A minder enzymmoleculen actief zijn dan bij B.

Slide 8 - Quizvraag


Wat is er gebeurd daar waar de kromme tussen 4 en 5 de horizontale as raakt?
A
De enzymmoleculen zijn niet actief, maar kunnen dat wel weer worden bij een lagere pH.
B
De enzymmoleculen zijn niet actief, want ze zijn gedenatureerd.
C
De enzymmoleculen zijn opgebruikt.

Slide 9 - Quizvraag

Een eiwitoplossing wordt geleidelijk verwarmd van 0 graden naar 70ºC. In de oplossing bevindt zich pepsine, dat de eiwitten in de oplossing afbreekt tot polypeptiden. Welke lijn geeft het polypeptidegehalte goed weer?
A
lijn 1
B
lijn 2
C
lijn 3
D
lijn 4

Slide 10 - Quizvraag

Eén van de enzymen in darmsap van het verteringsstelsel is sacharase. Wat is van dit enzym het ……… (1) het bijbehorende substraat, (2) de optimum pH, (3) de optimum temperatuur en (4) het product? (T1, 4p)

Slide 11 - Open vraag

12.1 voedingsstoffen

Je kunt van alle voedingsstoffen aangeven wat hun functie is en waarin ze zitten


Je kunt uitleggen wat de functie is van voedingsvezels.

Slide 12 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen zijn er? (oftewel, wat zit er in je eten?)

Slide 13 - Open vraag

voedingsstoffen
voedingsmiddelen = eten en drinken

daarin zitten de 6 categorien voedingsstoffen die je lichaam voor allerlei doeleinden gebruikt

Slide 14 - Tekstslide

voedingsmiddel
voedingsstof
aardappel
koolhydraten
ijzer
pizza
sinaasappel
eiwit
eigeel
spinazie
vlees

Slide 15 - Sleepvraag

Benoem 3 voedingsmiddelen in de afbeelding en geef aan welke voedingsstoffen daar veel in voorkomen (T1)

Slide 16 - Open vraag

Noem twee voedingsstoffen die ook voedingsmiddelen kunnen zijn. Leg uit (T2)

Slide 17 - Open vraag

Functies van Voedingsstoffen
  1. Brandstof  - Koolhydraten, Vetten, Eiwitten (in nood)
  2. Bouwstof   - Koolhydraten, Vetten, Eiwitten, Mineralen, Water
  3. Hulpstof     - Vitaminen

Reservestof: voedingsstof die opgeslagen wordt

Vezels: géén voedingsstof! bevorderen darmperistaltiek

Slide 18 - Tekstslide

Koolhydraten zijn...
A
alleen bruikbaar als brandstof
B
bruikbaar als brandstof en bouwstof
C
alleen te gebruiken als bouwstof

Slide 19 - Quizvraag

Vetten zijn...

A
alleen bruikbaar als brandstof
B
bruikbaar als brandstof en bouwstof
C
alleen te gebruiken als bouwstof

Slide 20 - Quizvraag

Eiwitten zijn...
A
alleen bruikbaar als brandstof
B
bruikbaar als brandstof en bouwstof
C
alleen te gebruiken als bouwstof

Slide 21 - Quizvraag

Water
70% van je cellen bestaat uit water

2 tot 3L water per dag voor een gezonde waterbalans

Oxidatiewater wordt gevormd bij stofwisselingsprocessen in de cel. Dit kan hergebruikt worden in je lichaam. 

Slide 22 - Tekstslide

Bij de vorming van ..... komt oxidatiewater vrij
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
DNA

Slide 23 - Quizvraag

vitamines
  • Hulpstoffen voor stofwisselingsprocessen (ondersteunende werking enzymen

  • kleine hoeveelheden
  • bij tekort ontstaat een gebreksziekte

  • iedere vitamine eigen functie (binas 82A)
  • je lichaam kan de meeste vitamines niet zelf maken (zijn dus essentiëel)

Slide 24 - Tekstslide

Juist of onjuist?
Vitamine C helpt bij de opbouw van het gebit.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

mineralen
Ander woord voor mineralen is zouten

Mineraal                            Toepassing
IJzer (Fe)                           (rode bloedcellen)
Calcium (Ca)                     (skelet)            
Fosfor (P)                          (ATP)
Kalium (K)                          (zenuwstelsel)
Natrium (Na)                      (zenuwstelsel)
Chloor (Cl)                         (zenuwstelsel)
Jodium (I)                           (hormoonstelsel)

Slide 26 - Tekstslide

vezels
Geen voedingsstoffen

Onverteerbare delen van plantaardig voedsel

Goede ontlasting en darmperistaltiek (kneden van darmen)

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
- Maak de opdrachten bij 12.1
- Maak een samenvatting of begrippenlijst van 12.1

Slide 28 - Tekstslide