In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Tekstslide
Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is
Slide 2 - Quizvraag
Een enzym katalyseert maar één soort reactie. Dat heet:
A
reactiespecifiek
B
substraatspecifiek
Slide 3 - Quizvraag
Een enzym katalyseert een reactie. Dat betekent:
A
Het enzym versnelt een reactie en blijft zelf intact.
B
Het enzym versnelt een reactie en wordt daarbij opgebruikt.
C
Het enzym past op een bepaalde stof.
Slide 4 - Quizvraag
Welke bewering klopt?
A
P is de minimumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de maximumtemperatuur voor dit enzym.
Slide 5 - Quizvraag
Welke bewering klopt? De stijging van de activiteit tussen P en Q komt doordat ...
A
er meer enzymen bijkomen.
B
er per enzymmolecuul meer stof wordt omgezet.
C
er meer substraat bijkomt.
Slide 6 - Quizvraag
Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
Slide 7 - Quizvraag
Bij A en B wordt evenveel enzymactiviteit gemeten (dus substraat omgezet). Dat betekent ...
A
dat er bij A meer enzymmoleculen actief zijn dan bij B.
B
dat er bij A en B evenveel enzymmoleculen actief zijn.
C
dat er bij A minder enzymmoleculen actief zijn dan bij B.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is er gebeurd daar waar de kromme tussen 4 en 5 de horizontale as raakt?
A
De enzymmoleculen zijn niet actief, maar kunnen dat wel weer worden bij een lagere pH.
B
De enzymmoleculen zijn niet actief, want ze zijn gedenatureerd.
C
De enzymmoleculen zijn opgebruikt.
Slide 9 - Quizvraag
Een eiwitoplossing wordt geleidelijk verwarmd van 0 graden naar 70ºC. In de oplossing bevindt zich pepsine, dat de eiwitten in de oplossing afbreekt tot polypeptiden. Welke lijn geeft het polypeptidegehalte goed weer?
A
lijn 1
B
lijn 2
C
lijn 3
D
lijn 4
Slide 10 - Quizvraag
Eén van de enzymen in darmsap van het verteringsstelsel is sacharase. Wat is van dit enzym het ……… (1) het bijbehorende substraat, (2) de optimum pH, (3) de optimum temperatuur en (4) het product? (T1, 4p)
Slide 11 - Open vraag
12.1 voedingsstoffen
Je kunt van alle voedingsstoffen aangeven wat hun functie is en waarin ze zitten Je kunt uitleggen wat de functie is van voedingsvezels.
Slide 12 - Tekstslide
Welke voedingsstoffen zijn er? (oftewel, wat zit er in je eten?)
Slide 13 - Open vraag
voedingsstoffen
voedingsmiddelen = eten en drinken
daarin zitten de 6 categorien voedingsstoffen die je lichaam voor allerlei doeleinden gebruikt
Slide 14 - Tekstslide
voedingsmiddel
voedingsstof
aardappel
koolhydraten
ijzer
pizza
sinaasappel
eiwit
eigeel
spinazie
vlees
Slide 15 - Sleepvraag
Benoem 3 voedingsmiddelen in de afbeelding en geef aan welke voedingsstoffen daar veel in voorkomen (T1)
Slide 16 - Open vraag
Noem twee voedingsstoffen die ook voedingsmiddelen kunnen zijn. Leg uit (T2)
Slide 17 - Open vraag
Functies van Voedingsstoffen
Brandstof - Koolhydraten, Vetten, Eiwitten (in nood)
Bouwstof - Koolhydraten, Vetten, Eiwitten, Mineralen, Water